ECLI:NL:RVS:2025:2516
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 18 april 2025 een beroep van appellant gegrond verklaarde en schadevergoeding toekende. De minister van Asiel en Migratie had op 30 maart 2025 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan appellant. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 4 juni 2025 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Appellant heeft geklaagd dat de rechtbank niet binnen de wettelijke termijn uitspraak heeft gedaan na sluiting van het onderzoek ter zitting op 8 april 2025. De Afdeling wijst erop dat de bepaling van het EVRM alleen van toepassing is als de vrijheidsontneming voortduurt, wat in dit geval niet het geval was, aangezien de maatregel op 1 april 2025 was opgeheven. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.