ECLI:NL:RVS:2025:2521
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake toelating tot de minor Sociaal Juridische Dienstverlening
In deze zaak verzoekt [verzoekster] om een voorlopige voorziening in verband met de afwijzing van haar toelating tot de minor van de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening door de examencommissie van de faculteit Maatschappij en Recht. De examencommissie heeft op 13 februari 2025 besloten om het verzoek van [verzoekster] af te wijzen, omdat zij niet voldoet aan de toelatingseisen. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 16 mei 2025 de mondelinge uitspraak gedaan. Tijdens de zitting was [verzoekster] aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, en het college van beroep voor de examens van de Hogeschool van Amsterdam was vertegenwoordigd per videoverbinding.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat voor toelating tot de minor de eis geldt dat de student 90 EC en alle vakken van de propedeuse moet hebben behaald. [verzoekster] heeft echter nog twee vakken uit de propedeuse openstaan, waardoor zij niet aan deze eis voldoet. De examencommissie hanteert een gedragslijn waarbij een uitzondering kan worden gemaakt als er geen studeerbaar programma meer overblijft. In dit geval is er echter nog een studeerbaar programma, aangezien [verzoekster] in dit semester 24 EC kan behalen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de examencommissie voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [verzoekster] en dat de afwijzing van haar verzoek om toelating tot de minor gerechtvaardigd is.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat [verzoekster] per 1 september 2025 kan beginnen met de minor, mits zij dan aan de eisen voldoet. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de toelatingseisen en de rol van de examencommissie in het waarborgen van de kwaliteit van het onderwijs.