ECLI:NL:RVS:2025:2540

Raad van State

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
202302269/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om inzage en vernietiging van politiegegevens

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 1 maart 2023. De rechtbank had het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, nadat de korpschef van politie op 20 december 2021 zijn verzoek om inzage en verstrekking van politiegegevens had afgewezen. Dit verzoek was gebaseerd op de artikelen 25 en 28 van de Wet politiegegevens (Wpg). Eerder, op 3 april 2020, had de korpschef een vergelijkbaar verzoek van [appellant] gedeeltelijk toegewezen, maar ook gedeeltelijk afgewezen ter bescherming van de rechten van derden. De korpschef weigerde ook om tot verwijdering van gegevens over te gaan, met verwijzing naar een lopende strafzaak bij het Openbaar Ministerie.

Op 28 oktober 2021 diende [appellant] opnieuw een verzoek in om inzage en vernietiging van politiegegevens, specifiek het strafrechtelijke dossier met de SummIT registratie ONRBD 16002. De rechtbank oordeelde dat dit verzoek een herhaalde aanvraag was zonder nieuwe feiten of omstandigheden, en dat de korpschef terecht het verzoek had afgewezen. In hoger beroep herhaalde [appellant] zijn eerdere argumenten, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd was ingegaan op de gronden van [appellant] en dat er geen reden was om de eerdere beslissing te herzien.

De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 4 juni 2025 bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De korpschef werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202302269/1/A3.
Datum uitspraak: 4 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 1 maart 2023 in zaak nr. 22/264 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie (hierna: de korpschef).
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2021 heeft de korpschef het verzoek van [appellant] tot inzage en verstrekking en vernietiging van politiegegevens als bedoeld in artikelen 25 en 28 van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) afgewezen.
Bij uitspraak van 1 maart 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 mei 2025, waar de korpschef, vertegenwoordigd door P. Pasteuning LLB en mr. M van Haarn, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Bij een eerder besluit van 3 april 2020 heeft de korpschef een verzoek van [appellant] om inzage en verstrekking gedeeltelijk toegewezen en voor een deel afgewezen in het kader van de bescherming van de rechten en vrijheden van derden. De korpschef heeft verder geweigerd tot verwijdering over te gaan. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een lopende strafzaak heeft de korpschef verwezen naar het Openbaar Ministerie. Dit besluit staat in rechte vast.
[appellant] heeft op 28 oktober 2021 de korpschef opnieuw verzocht om inzage en verstrekking en vernietiging van politiegegevens als bedoeld in de artikelen 25 en 28 van de Wpg. Hij wil in het bijzonder inzage in en verstrekking van het volledige strafrechtelijke dossier SummIT registratie ONRBD 16002. Daarnaast vordert hij vernietiging van dat gehele dossier.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van [appellant] om inzage en verstrekking van persoonsgegevens uit SummIT een herhaalde aanvraag is als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. De korpschef heeft zich volgens de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden. Daarom heeft de korpschef ervoor mogen kiezen het verzoek zonder verdere inhoudelijke behandeling af te wijzen voor zover dat ziet op inzage en verstrekking van politiegegevens uit SummIT. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de korpschef verwijzen naar het besluit van 3 april 2020 en is dit besluit niet evident onredelijk. Ten aanzien van het verzoek tot vernietiging van het gehele dossier is de rechtbank van oordeel dat de enkele stelling van [appellant] dat hij zich nooit heeft schuldig gemaakt aan een misdrijf en onterecht is veroordeeld geen nieuw feit of een veranderde omstandigheid is. Dit zou niet moeten leiden tot een inhoudelijke beoordeling van het herhaalde verzoek, omdat de korpschef in zijn eerdere besluit deze stelling van [appellant] al had betrokken toen hij het verzoek afwees, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
3.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 5.8 tot en met 5.16 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Slotsom
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.       De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2025
802-1158