ECLI:NL:RVS:2025:2594
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- E.J. Daalder
- G.A. van de Sluis
- B. Dijkhoff
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om openbaarmaking documenten op grond van de Wet open overheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 augustus 2023. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 9 maart 2023 ongegrond verklaard. Dit besluit betrof een verzoek om openbaarmaking van documenten op basis van de Wet open overheid (Woo), dat door de minister was afgewezen. De minister stelde dat er geen informatie beschikbaar was over evaluaties of onderzoeksresultaten met betrekking tot de implementatie van de Rijksbrede instructie voor het behandelen van Woo-verzoeken. Hij argumenteerde dat de instructie nog niet was geëvalueerd en dat er dus geen documenten onder hem berusten die openbaar gemaakt konden worden.
Tijdens de mondelinge uitspraak op 4 juni 2025 bevestigde de Afdeling de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat de minister voldoende aannemelijk had gemaakt dat de gevraagde documenten niet aanwezig waren en dat er nog geen evaluatie had plaatsgevonden, aangezien de instructie pas sinds mei 2022 in gebruik is. [appellant] betwistte dat er geen documenten onder de minister berusten en voerde aan dat zijn verzoek breder moest worden opgevat. De rechtbank had echter al uitgelegd waarom deze gronden niet slagen. De Afdeling onderschreef het oordeel van de rechtbank en concludeerde dat [appellant] niet had aangetoond dat er documenten onder de minister berusten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.