ECLI:NL:RVS:2025:2610
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs na onderzoek rijvaardigheid
In deze zaak heeft het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) op 7 juni 2023 het rijbewijs van de appellant ongeldig verklaard, met ingang van 14 juni 2023. Dit besluit volgde op een mededeling van de politie en een onderzoek naar de rijvaardigheid van de appellant, dat op 23 februari 2023 en opnieuw op 6 juni 2023 plaatsvond. Tijdens deze onderzoeken bleek dat de appellant de praktijkonderdelen van het rijexamen onvoldoende beheerst.
De appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, maar het CBR heeft dit bezwaar op 6 oktober 2023 ongegrond verklaard. Hierop heeft de appellant beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 11 oktober 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tijdens de zitting op 22 mei 2025 heeft de Afdeling de zaak behandeld, waarbij zowel de appellant als het CBR vertegenwoordigd door mr. I.S.B. Metaal aanwezig waren. De Afdeling heeft geconcludeerd dat het oordeel van de rechtbank juist was en dat het CBR terecht het rijbewijs van de appellant ongeldig heeft verklaard. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en bepaald dat het CBR geen proceskosten hoeft te vergoeden.