ECLI:NL:RVS:2025:2622

Raad van State

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
202206258/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A.B. Blomberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de omgevingsvergunning voor het IKC De Koperwiek in Venlo

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant A] en [appellant B] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 15 september 2022, waarin hun beroep tegen de omgevingsvergunning voor het IKC De Koperwiek in Venlo ongegrond werd verklaard. De omgevingsvergunning, verleend op 22 september 2020 door het college van burgemeester en wethouders van Venlo, betreft het veranderen en vergroten van het IKC op het perceel Broekhofstraat 2. De vergunning is verleend voor de activiteiten bouwen en het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan, met toepassing van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De appellanten zijn van mening dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet met toepassing van artikel 33 van de planregels van het bestemmingsplan van de planregels over het maximale bebouwingspercentage kon afwijken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op zitting behandeld op 15 april 2025. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het college zich op het standpunt heeft gesteld dat bij het bepalen van de oppervlakte niet het dakaanzicht bepalend is, maar de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De appellanten hebben geen nieuwe gronden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.

Uitspraak

202206258/1/R2.
Datum uitspraak: 11 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend in Venlo,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 15 september 2022 in zaak nr. 21/775 en 21/1011 in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B]
en
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2020 heeft het college aan Stichting Akkoord! Primair Openbaar een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van het IKC De Koperwiek op het perceel Broekhofstraat 2 te Venlo (hierna: het perceel).
Bij besluiten van 19 januari 2021 heeft het college naar aanleiding van de onder andere door [appellant A] en [appellant B] daartegen gemaakte bezwaren het besluit van 22 september 2020 in stand gelaten, met dien verstande dat alsnog met toepassing van artikel 33 van de planregels van het op het perceel geldende bestemmingsplan "Venlo Zuid" wordt afgeweken van het bestemmingsplan voor het overschrijden van het maximale bebouwingspercentage van het bouwvlak met niet meer dan 10% en dat aan het onderdeel "gebruik" nog de voorwaarde wordt verbonden dat licht gericht of uitstralend op opgaand groen dient te worden vermeden.
Bij uitspraak van 15 september 2022 heeft de rechtbank het door [appellant A] en [appellant B] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 15 april 2025, waar [appellant A] en [appellant B] en het college, vertegenwoordigd door mr. C. Michels, zijn verschenen. Voorts is op de zitting Stichting Akkoord! Primair Openbaar, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Vooraf
Overgangsrecht Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 20 mei 2020. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       De bij besluit van 22 september 2020 verleende omgevingsvergunning voor het veranderen en vergroten van het IKC De Koperwiek op het perceel is verleend voor de activiteit bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo en voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. De omgevingsvergunning voor de activiteit als bedoeld onder c is verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1º, van de Wabo in samenhang gelezen met artikel 33 van de planregels. De afwijking van het bestemmingsplan heeft betrekking op het bebouwingspercentage en op de hoogte van de buitentrap.
[appellant A] woont op het perceel [locatie 1] te Venlo en [appellant B] woont op het perceel [locatie 2] te Venlo. Zij zijn het niet eens met de uitspraak van de rechtbank van 15 september 2022.
Beoordeling van het hoger beroep
Gronden ingetrokken op de zitting
3.       [appellant A] en [appellant B] hebben de grond die betrekking heeft op het niet-ontvankelijk verklaren van de bezwaren van buurtbewoners door het college en de grond die betrekking heeft op de bouwhoogte, op de zitting ingetrokken.
Afwijking bebouwingspercentage
4.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet met toepassing van artikel 33 van de planregels van het bestemmingsplan van de planregels over het maximale bebouwingspercentage kon afwijken. Volgens hen voorziet het bouwplan in een bebouwingspercentage van meer dan 90% van het bouwvlak. In dat verband wijzen zij erop dat het college de dakoverstekken en de buitentrap niet heeft meegerekend bij de berekening van de bebouwingsoppervlakte. Als de dakoverstekken en de buitentrap wel worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte, dan is het bebouwingspercentage meer dan 90%. Dat betekent dat geen gebruik kon worden gemaakt van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan, die het mogelijk maakt om omgevingsvergunning te verlenen voor een afwijking van maximaal 10%.
4.1.    De Afdeling ziet met de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet met toepassing van artikel 33 van de planregels binnenplans van de planregels kon afwijken voor het toestaan van een hoger bebouwingspercentage. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat bij het bepalen van de oppervlakte niet het dakaanzicht bepalend is, maar de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren geprojecteerd op de begane grond, als bedoeld in artikel 2.1.7 van de planregels. Voor de motivering van haar oordeel als het gaat om het door [appellant A] en [appellant B] aangevoerde over het dakaanzicht verwijst de Afdeling naar de uitspraak van de rechtbank onder 12 tot en met 13.1. De buitentrap wordt naar het oordeel van de Afdeling gelet op bepaalde in artikel 2.1.7 van de planregels niet meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte.
Het door [appellant A] en [appellant B] overigens in hoger beroep aangevoerde over het bebouwingspercentage geeft geen grond voor een ander oordeel dan wat de rechtbank in zoverre heeft geoordeeld.
Het betoog slaagt niet.
Overige gronden
5.       Voor de gronden van [appellant A] en [appellant B] over de voorbereiding van het besluit van 22 september 2020, de vraag of het besluit bevoegd is genomen, de buitentrap en het bouwvlak, de buitentrap in relatie tot
NEN-normen, de onderwijsbegroting, het aantal parkeerplaatsen, het onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en het geluidsonderzoek verwijst de Afdeling kortheidshalve naar de overwegingen van de rechtbank. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingaan. De Afdeling ziet geen aanleiding daar, gelet op wat daarover in hoger beroep is aangevoerd, anders over te oordelen.
Grondentrechter
6.       [appellant A] en [appellant B] betogen verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college de omgevingsvergunning niet heeft mogen verlenen, omdat het veranderen en vergroten van het IKC De Koperwiek leidt tot hogere stikstofdeposities in Natura 2000-gebieden en dat het aspect externe veiligheid aan verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat. Zij hebben deze gronden in beroep niet eerder aangevoerd. In het omgevingsrecht kunnen beroepsgronden niet voor het eerst in hoger beroep worden aangevoerd. Een uitzondering wordt gemaakt als uitgesloten is dat andere belanghebbenden daardoor worden benadeeld. Die uitzondering doet zich bij deze beroepsgronden niet voor. De Afdeling zal deze beroepsgronden dus niet inhoudelijk bespreken.
Conclusie en slot
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.B. Blomberg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. Blomberg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025
776