202400641/1/R4.
Datum uitspraak: 11 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend in Culemborg,
2. [appellant sub 2], wonend in Montfoort,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Montfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "De Bleek fase 1" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 7 oktober 2024 heeft de raad het besluit van 11 december 2024 deels gewijzigd.
De raad en [appellant sub 1] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 14 april 2025, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. D. Quakernaat, rechtsbijstandverlener te Leusden, [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.G.A. de Boer, advocaat te Baarn, vergezeld door ir. J.P.H. Chatrou, zijn verschenen. Ook is op de zitting BPD Ontwikkeling, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Baarn, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 16 juni 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. De locatie de Bleek in Montfoort is door de raad in december 2020 aangewezen als een mogelijke woningbouwlocatie. Het is het plan daar uiteindelijk zo’n 500 woningen te bouwen. Het nu voorliggend plan maakt realisatie van fase 1 mogelijk, waarbij 206 woningen zullen worden gebouwd en 4 woonwagenstandplaatsen zullen worden gerealiseerd.
3. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] kunnen zich om verschillende redenen niet verenigen met het plan en hebben afzonderlijk van elkaar beroep ingesteld.
4. Bij besluit van 7 oktober 2024 heeft de raad artikel 7.2.2, artikel 7.2.5 en artikel 7.5.1 van de planregels gewijzigd.
5. De Afdeling zal hierna de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] afzonderlijk van elkaar bespreken. Daarbij zal de Afdeling voor zowel [appellant sub 1] als [appellant sub 2] ingaan op de vraag of een beroep van rechtswege, zoals bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), is ontstaan tegen het besluit van 7 oktober 2024.
Toetsingskader
6. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Het beroep van [appellant sub 1]
Het besluit van 7 oktober 2024
7. [appellant sub 1] heeft in zijn reactie op het besluit van 7 oktober 2024 te kennen gegeven dat hij zich met het besluit kan verenigen. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ontstaan.
Het besluit van 11 december 2023
Belanghebbende?
8. De raad stelt zich op het standpunt dat [appellant sub 1] geen belanghebbende is bij het plan.
8.1. In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
8.2. [appellant sub 1] woont in Culemborg, op zo’n 20 km afstand van het plangebied. Het staat niet ter discussie dat het plan geen gevolgen heeft voor zijn woon- en leefklimaat. [appellant sub 1] meent dat hij wel belanghebbende is bij het besluit. Hij zoekt al geruime tijd een woonwagenstandplaats in de gemeente Montfoort. De raad maakt in dit bestemmingsplan echter geen woonwagenstandplaats mogelijk waarvoor hij in aanmerking kan komen. Volgens [appellant sub 1] is dat in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Daarom heeft hij beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan. Daarbij wijst [appellant sub 1] erop dat de raad, door niet te voorzien in een woonwagenstandplaats, ten onrechte onderscheid maakt op grond van ras. Daardoor wordt [appellant sub 1] in een fundamenteel recht geschaad.
8.3. Het is duidelijk dat [appellant sub 1] er belang bij heeft dat in de gemeente Montfoort meer woonwagenstandplaatsen worden gerealiseerd. Naar het oordeel van de Afdeling betekent dat niet dat [appellant sub 1] ook belanghebbende is bij het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan raakt [appellant sub 1] namelijk niet rechtstreeks in zijn belang. De Afdeling weegt mee dat [appellant sub 1] geen eigenaar is of rechthebbende is van grond in het plangebied. Dat [appellant sub 1] meent dat in de gemeente Montfoort in te weinig woonwagenstandplaatsen wordt voorzien en dat hij daardoor in een fundamenteel recht wordt geraakt, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Dat houdt namelijk geen direct verband met het besluit van de raad om voor deze gronden het voorliggend bestemmingsplan vast te stellen.
Naar het oordeel van de Afdeling is [appellant sub 1] geen belanghebbende bij het besluit van 11 december 2023.
8.4. Dat [appellant sub 1] geen belanghebbende is, betekent niet dat het beroep niet-ontvankelijk is. De Afdeling stelt vast dat [appellant sub 1] een zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, is het beroep ontvankelijk. In deze uitspraak heeft de Afdeling erop gewezen dat te voorzien is dat de beroepsgronden van degene die als niet-belanghebbende toegang tot de bestuursrechter verkrijgt, op grond van het in artikel 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitsvereiste in voorkomende gevallen niet tot vernietiging van het bestreden besluit zullen kunnen leiden. 8.5. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in beroep komt.
8.6. Bij de beantwoording van de vraag of voor beroepsgronden geldt dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit omdat artikel 8:69a van de Awb hieraan in de weg staat, is dus van belang vast te stellen of de rechtsregel strekt tot de bescherming van de belangen van de appellant. Daarbij wordt vooropgesteld dat bij de toepassing van het relativiteitsvereiste aan de procedurele normen over het recht op inspraak een zelfstandige betekenis toekomt. Zie daarvoor ook de uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:606, onder 7.8. Dit betekent dat als niet-belanghebbenden, zoals [appellant sub 1], een zienswijze hebben ingediend het relativiteitsvereiste niet aan vernietiging in de weg staat bij een door hen ingeroepen procedurele norm over het recht op inspraak. Voor zover [appellant sub 1] een beroep heeft gedaan op een procedurele norm of een formeel beginsel van behoorlijk bestuur die geen betrekking hebben op inspraak, of wanneer hij heeft aangevoerd dat in strijd met een materiële norm is gehandeld, staat de relativiteit wél in de weg aan vernietiging als die rechtsregel niet strekt tot bescherming van zijn belang. 8.7. [appellant sub 1] heeft geen beroepsgronden naar voren gebracht die gaan over inspraak. De beroepsgronden van [appellant sub 1] kunnen op grond van het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot vernietiging van het plan. De Afdeling zal deze gronden daarom niet bespreken.
Het beroep van [appellant sub 2]
Het besluit van 7 oktober 2024
9. De Afdeling stelt vast dat het beroep van [appellant sub 2] is gericht tegen plandelen die niet in het besluit van 7 oktober 2024 zijn betrokken. Daarom is in het geval van [appellant sub 2] geen beroep van rechtswege ontstaan.
Het besluit van 11 december 2023
Ontsluiting
10. [appellant sub 2] betoogt dat de keuze van de raad om het plangebied via de Willeskop en haar perceel te ontsluiten, onvoldoende is gemotiveerd. De raad heeft zich gebaseerd op onderzoeken die uitgaan van een veel grotere ontwikkeling. Daardoor wordt het nut en de noodzaak van deze ontsluiting voor het nu voorliggend plan onjuist weergegeven.
10.1. In paragraaf 4.13.1 van de plantoelichting staat dat Goudappel heeft onderzocht in hoeverre het plan effect heeft op de infrastructuur in de omgeving van het plangebied. Dit gaat om het verkeerskundig onderzoek "Verkeersontsluiting De Bleek" van 24 februari 2023 (hierna: het verkeerskundig onderzoek). Het verkeerskundig onderzoek is als bijlage bij de plantoelichting gevoegd. In het verkeerskundig onderzoek is de prognose gemaakt dat het plan leidt tot 1.531 motorvoertuigbewegingen per werkdagetmaal. Vervolgens is bekeken of, als het plangebied wordt ontsloten op De Bleek, dit verkeersveilig kan. Uit het onderzoek blijkt dat dat niet kan. De verwachte verkeersdruk zonder planontwikkeling is namelijk 5.200 motorvoertuigbewegingen per etmaal. De maatgevende verkeersveilige wegvakcapaciteit is 6.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dat betekent dat er ruimte is voor maximaal 800 motorvoertuigen per etmaal, en niet voor de 1.531 motorvoertuigen per etmaal die het plan met zich brengt. In het verkeerskundig onderzoek staat dat het daarom nodig is een extra aansluiting van de wijk op de Willeskop mogelijk te maken. Daarom heeft de raad ervoor gekozen een deel van het perceel van [appellant sub 2] te bestemmen voor "Verkeer".
10.2. De Afdeling ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad er niet voor heeft kunnen kiezen een deel van het perceel van [appellant sub 2] te bestemmen voor "Verkeer". Uit het verkeerskundig onderzoek blijkt dat het vanwege de verkeersveiligheid nodig is een ontsluiting mogelijk te maken op de Willeskop. Anders dan [appellant sub 2] betoogt, is in het verkeerskundig onderzoek niet uitgegaan van meer woningen dan het bestreden plan mogelijk maakt.
Het betoog slaagt niet.
Weerlegging zienswijze
11. [appellant sub 2] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] heeft in het beroepschrift of op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
12. De beroepen zijn ongegrond.
13. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Perlot, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Perlot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025
952