202301404/1/A2.
Datum uitspraak: 11 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Weert,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 10 februari 2023 in zaak nr. 21/960 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, thans: de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (hierna: de minister).
Procesverloop
Bij besluit van 2 december 2020 heeft de minister de aanvraag van [appellant] om subsidie afgewezen.
Bij besluit van 19 februari 2021 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 februari 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2025, waar [appellant] en de minister, vertegenwoordigd door mr. C.J.M. Daniels, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De minister kan op basis van de Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (hierna: de Subsidieregeling) subsidie verlenen voor energiebesparende maatregelen in bestaande koopwoningen. [appellant] heeft op 16 mei 2019 het pand aan de [locatie] te Weert gekocht. Voorheen is het pand in gebruik geweest als showroom en kapsalon. [appellant] heeft het pand verbouwd, waarbij hij meerdere energiebesparende maatregelen heeft uitgevoerd, en is er vervolgens gaan wonen. Voor de energiebesparende maatregelen heeft hij een aanvraag op grond van de Subsidieregeling gedaan. De relevante wettelijke bepalingen staan in de bijlage van deze uitspraak.
Besluitvorming
2. Bij besluit van 2 december 2020, aangevuld bij besluit van 19 februari 2021, heeft de minister de aanvraag van [appellant] om subsidie van de energiebesparende maatregelen afgewezen, omdat het pand geen bestaande koopwoning was, maar is getransformeerd in een woning. De energiebesparende maatregelen houden verband met de transformatie van een winkel-/bedrijfspand in een woning, terwijl de subsidie is bedoeld voor bestaande koopwoningen. De woning moet een bestaande gebouwde onroerende zaak zijn die een zelfstandige woongelegenheid vormt alvorens renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met een woonfunctie is geregistreerd. Hier voldoet het pand van [appellant] niet aan.
Uitspraak van de rechtbank
3. De rechtbank heeft de motivering van de minister gevolgd en daarbij gewezen op de toelichting van de wijziging van de Subsidieregeling van 9 december 2016 (Stcrt. 2016, 68352), waaruit blijkt dat uitsluitend energiebesparende maatregelen worden gesubsidieerd die zijn toegepast in bestaande delen van een woning. Uitbreiding van een woning moet al voldoen aan bepaalde eisen van verduurzaming. Aan [appellant] is een omgevingsvergunning verleend voor de transformatie van het bedrijfspand in een woning. In de omgevingsvergunning is voorgeschreven dat [appellant] moet voldoen aan het Bouwbesluit 2012, inclusief de bepalingen over energiebesparing. De Subsidieregeling is niet bedoeld voor het geval van [appellant] waarin nieuwe energiebesparingswaarden verplicht zijn gesteld, maar is bedoeld voor bestaande koopwoningen die niet ten minste aan het Bouwbesluit 2012 behoeven te voldoen.
Hoger beroep
4. [appellant] voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het pand voorheen leegstond en dat hij in samenspraak met de gemeente het pand heeft verbouwd tot woning. [appellant] vindt het verder onduidelijk wat valt onder de definitie van een woning in de zin van de Subsidieregeling. Zijn situatie is daarom vergelijkbaar met de zaak waarover de Afdeling op 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2305, uitspraak heeft gedaan. [appellant] betoogt verder dat elke (vergunningsplichtige) verbouwing moet voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012, zodat dit geen reden is om subsidie te weigeren. Daarbij vraagt hij zich af of een vereniging van eigenaren, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, wel in aanmerking zou kunnen komen voor de subsidie en of er daarom een ongerechtvaardigd onderscheid is gemaakt in de Subsidieregeling. 4.1. De Afdeling gaat uit van de volgende feiten. Vóór aankoop van het bedrijfspand heeft het college van burgemeester en wethouders van Weert (hierna: het college) bij besluit van 7 februari 2019 medegedeeld dat het in principe medewerking verleent aan de functiewijziging van het bedrijfspand in één zelfstandige woning met een omgevingsvergunning. [appellant] heeft het bedrijfspand gekocht op 16 mei 2019. Tot 25 juni 2019 vormden het bedrijfspand aan de [locatie] en de naastgelegen woning aan de Wilhelminastraat 50 tezamen één perceel. Op 25 juni 2019 zijn de twee panden gesplitst in twee afzonderlijke percelen in het Kadaster. Bij besluit van 14 augustus 2019 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van het bedrijfspand in, en het gebruik daarvan als, een woning. Op 7 oktober 2019 is het bedrijfspand geleverd aan [appellant]. Op 6 december 2019 is hij begonnen met het (laten) aanbrengen van onder andere de energiebesparende maatregelen. Vervolgens heeft hij op 26 juli 2020 een aanvraag om subsidie gedaan.
4.2. Op grond van de verleende omgevingsvergunning aan [appellant] was het toegestaan om het bedrijfspand te verbouwen tot een woning en daarin te wonen, maar dat betekent niet dat ook vóór de verbouwing feitelijk sprake was van een zelfstandige woongelegenheid. Hoewel het bedrijfspand tezamen met de naastgelegen woning één perceel vormde, was het bedrijfspand niet toegankelijk vanuit de naastgelegen woning. Verder maakt het in het voormalige bedrijfspand aanwezige keukenblok niet dat daarom al sprake was van een zelfstandige woongelegenheid. Het is immers niet ongebruikelijk dat in een bedrijfspand ook over een keuken wordt beschikt. Vóór aanvang van het (laten) aanbrengen van de energiebesparende maatregelen was het bedrijfspand dus nog niet (gedeeltelijk) getransformeerd tot en niet geschikt voor bewoning. Daarom is de situatie van [appellant] niet vergelijkbaar met de omschreven situatie in de uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2305. 4.3. [appellant] heeft het bedrijfspand dus getransformeerd in een woning en tegelijkertijd energiebesparende maatregelen uitgevoerd. Dit betekent dat de aanvraag van [appellant] niet voldoet aan artikel 2 van de Subsidieregeling. Uit de bepalingen en de door de rechtbank aangehaalde toelichting van de Subsidieregeling blijkt dat bedoeld is om alleen energiebesparende maatregelen binnen de bestaande woonvoorraad te subsidiëren. Uitbreidingen en nieuwbouw moeten al voldoen aan nieuwe energiebesparingswaarden en zijn daarom uitgesloten van de Subsidieregeling. De rechtbank is terecht tot dezelfde conclusie gekomen.
4.4. De rechtbank heeft verder terecht overwogen dat voor deze voorwaarde in de Subsidieregeling geen onderscheid gemaakt is tussen een individuele eigenaar als aanvrager enerzijds en een vereniging van eigenaren, woonvereniging of wooncoöperatie van een bestaand gebouw als aanvrager anderzijds. Als een vereniging van eigenaren dezelfde aanvraag als de aanvraag van [appellant] had gedaan, was die op dezelfde gronden afgewezen.
4.5. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
6. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. B.P. Vermeulen, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 juni 2025
284-1100
Bijlage
Wettelijk kader
Subsidieregeling energiebesparing eigen huis
Artikel 1
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
[…]
gebouw: bestaand, voor bewoning of mede voor bewoning bestemd gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan, waarvoor of mede waarvoor een vereniging van eigenaars of een wooncoöperatie is opgericht of waarvan de eigenaar een woonvereniging is;
[…]
woning: bestaande gebouwde onroerende zaak, die een zelfstandige woongelegenheid vormt alvorens renovatie plaatsvindt en in de basisregistratie als bedoeld in artikel 2 van de Wet basisregistratie adressen en gebouwen met een woonfunctie is geregistreerd, niet zijnde een woonwagen of een woonboot, dan wel een bestaand appartement, dat een zelfstandige woongelegenheid vormt alvorens renovatie plaatsvindt en in voornoemde basisregistratie met een woonfunctie is geregistreerd;
[…]
2. Onder eigenaar-bewoner wordt in deze regeling verstaan een natuurlijke persoon die:
a. een woning in eigendom heeft waarin hij zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van deze woning, waaronder mede begrepen de realisatie van de activiteiten waarvoor subsidie op grond van deze regeling is aangevraagd, zal hebben;
[…]
Artikel 2
Deze regeling heeft tot doel energiebesparing te stimuleren in bestaande koopwoningen in de particuliere sector alsmede in bestaande gebouwen van verenigingen van eigenaars, woonverenigingen en wooncoöperaties, waarvan een of meer leden eigenaar-bewoner zijn.
Artikel 7
1. De minister kan aan een eigenaar-bewoner ten behoeve van zijn woning subsidie verstrekken voor:
a. het na 14 augustus 2019 door een bouwbedrijf laten uitvoeren van twee of meer energiebesparende maatregelen over de gehele daarvoor in aanmerking komende oppervlakten van de woning of over ten minste de oppervlakten, genoemd in artikel 4, tweede, derde, vierde of vijfde lid;
[…]