ECLI:NL:RVS:2025:266

Raad van State

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
202304427/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar feitelijke overdracht

Op 27 januari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 17 januari 2023, verklaarde het bezwaar van de vreemdeling tegen de feitelijke overdracht niet-ontvankelijk. De vreemdeling had eerder bezwaar gemaakt tegen een mededeling van de minister dat hij op 19 december 2022 zou worden overgedragen aan Polen. De rechtbank Den Haag had op 14 juni 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, hoger beroep instelde.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de geplande overdracht op 19 december 2022 niet heeft plaatsgevonden, omdat de voorzieningenrechter op 7 december 2022 een voorlopige voorziening had toegewezen. De Afdeling heeft vervolgens de vraag behandeld of de vreemdeling nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Hierbij is verwezen naar eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat het enkele niet vergoeden van kosten in bezwaar geen zelfstandig belang bij het hoger beroep oplevert, tenzij er specifieke uitzonderingen van toepassing zijn.

In dit geval waren de uitzonderingen niet van toepassing, waardoor de Afdeling concludeerde dat de vreemdeling geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep. De uitspraak resulteerde in de verklaring dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.

Uitspraak

202304427/1/V3.
Datum uitspraak: 27 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 14 juni 2023 in zaak nr. NL23.4570 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 17 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het bezwaar van de vreemdeling tegen de feitelijke overdracht niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 14 juni 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat in Oss, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Op 29 november 2022 heeft de minister aan de vreemdeling medegedeeld dat hij op 19 december 2022 zal worden overgedragen aan Polen. Tegen deze feitelijke handeling heeft de vreemdeling op 6 december 2022 bezwaar gemaakt. Bij uitspraak van 7 december 2022 heeft de voorzieningenrechter zijn eerdere verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de geplande overdracht op 19 december 2022 niet door kon gaan.
Belang bij het hoger beroep
2.       Omdat de geplande overdracht niet door is gegaan, ziet de Afdeling zich voor de vraag gesteld of de vreemdeling nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde hoger beroep.
2.1.    Uit de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2323, onder 11.2, volgt dat voortaan uitgangspunt is dat het enkele niet vergoeden van de kosten in bezwaar geen zelfstandig belang bij het hoger beroep oplevert. Hierop geldt de uitzondering dat de desbetreffende appellant belang bij het hoger beroep heeft als het betrokken bestuursorgaan zijn besluit in bezwaar heeft herroepen zonder daarbij een vergoeding van de kosten in bezwaar toe te kennen, terwijl de desbetreffende appellant daar wel om had gevraagd, of als de hoogte van een toegekende vergoeding van de kosten in bezwaar in geschil is. De rechterlijke beoordeling blijft dan in beginsel beperkt tot de gegeven beslissing over de kosten in bezwaar als zodanig.
2.2.    De situaties waarvoor de uitzondering geldt, doen zich in dit geval niet voor. Dit betekent dat de vreemdeling geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep.
3.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2025
846-1085