ECLI:NL:RVS:2025:266
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar feitelijke overdracht
Op 27 januari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit besluit, genomen op 17 januari 2023, verklaarde het bezwaar van de vreemdeling tegen de feitelijke overdracht niet-ontvankelijk. De vreemdeling had eerder bezwaar gemaakt tegen een mededeling van de minister dat hij op 19 december 2022 zou worden overgedragen aan Polen. De rechtbank Den Haag had op 14 juni 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, hoger beroep instelde.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de geplande overdracht op 19 december 2022 niet heeft plaatsgevonden, omdat de voorzieningenrechter op 7 december 2022 een voorlopige voorziening had toegewezen. De Afdeling heeft vervolgens de vraag behandeld of de vreemdeling nog belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Hierbij is verwezen naar eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat het enkele niet vergoeden van kosten in bezwaar geen zelfstandig belang bij het hoger beroep oplevert, tenzij er specifieke uitzonderingen van toepassing zijn.
In dit geval waren de uitzonderingen niet van toepassing, waardoor de Afdeling concludeerde dat de vreemdeling geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep. De uitspraak resulteerde in de verklaring dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.