202502276/2/R3.
Datum uitspraak: 17 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. Villa Thalia en anderen, gevestigd in Rotterdam,
2. Burgerbelangenvereniging Rotterdam Centrum en Omstreken en anderen, gevestigd in Rotterdam,|
verzoekers,
en
1. het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
2. de raad van de gemeente Rotterdam,
verweerders.
Openbare zitting gehouden op 17 juni 2025 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. A. ten Veen, voorzieningenrechter
griffier: mr. W. Sommer
Verschenen:
Villa Thalia en anderen, vertegenwoordigd door mr. Z.B. Gyömörei, advocaat in Den Haag;
Burgerbelangenvereniging Rotterdam Centrum en Omstreken en anderen (hierna te noemen: BRCO en anderen), vertegenwoordigd door
[gemachtigde A], bijgestaan door mr. W.J. Brakenhoff, advocaat in Rotterdam;
Het college en de raad, vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Roelands-Fransen, advocaat te Den Haag, en mr. M. Himbaza-Zee;
Hofplein Ontwikkel B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde B] en [gemachtigde C], bijgestaan door mr. R. van Dam, advocaat te Amsterdam;
====================================
Bij besluit van 20 februari 2025 heeft de raad het bestemmingsplan "RISE" vastgesteld.
Verder heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen, het aanleggen van een uitrit en kappen ten behoeve van de realisatie van nieuwbouw met drie torens waarin een gemengd programma is voorzien wonen, kantoren, hotel, commercieel en maatschappelijk op de locatie Hofplein 33.
Ook heeft het college besloten tot het vaststellen van hogere geluidgrenswaarden op grond van de Wet geluidhinder ten behoeve van de nieuw te realiseren woningen op de locatie Hofplein 33.
Deze besluiten zijn met toepassing van de gemeentelijke coördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening gecoördineerd voorbereid en ter inzage gelegd. Hiertoe heeft de raad op 7 juli 2022 een coördinatiebesluit genomen.
Tegen deze besluiten, behalve het coördinatiebesluit, is door onder meer
Villa Thalia en anderen en BRCO en anderen beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen hangende hun beroep.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken af;
Daartoe overweegt hij het volgende.
Villa Thalia en anderen
Thalia en anderen hebben een verzoek om voorlopige voorziening ingediend omdat Hofplein Ontwikkel B.V. met de voorliggende besluiten kan overgaan tot de realisatie van de op de locatie Hofplein 33 te realiseren gebouwen. De verwezenlijking en ingebruikname van deze gebouwen, heeft volgens Villa Thalia en anderen tot gevolg dat zij als gevolg van de geluidbelasting vanwege haar bedrijfsvoering niet meer kan voldoen aan de geldende geluidnormen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat op dit moment geen spoedeisend belang bij de door verzoekers gevraagde voorziening. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat de enkele inwerkingtreding van de besluiten niet tot gevolg heeft dat de bestaande exploitatie van de horeca-inrichtingen die door Villa Thalia en anderen worden geëxploiteerd, zal worden ingeperkt. De voorzieningenrechter constateert dat met het bestemmingsplan en de verleende omgevingsvergunning evenwel kan worden begonnen met de realisatie van de gebouwen waarbinnen geluidgevoelige functies kunnen worden gerealiseerd die mogelijk tot een inperking van de bedrijfsmogelijkheden van Villa Thalia en anderen kunnen leiden. Bij brieven van 15 mei 2025 en 10 juni 2025 heeft Hofplein Ontwikkel B.V. echter aangegeven dat er in afwachting van de bodemprocedure niet zal worden aangevangen met de werkzaamheden in het plangebied. Hierdoor bestaat er vooralsnog geen reden om aan te nemen dat er op korte termijn, en in elk geval niet voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak, nieuwe woningen zullen worden gerealiseerd in de nabijheid van de horeca-inrichtingen die worden geëxploiteerd door Villa Thalia en anderen. Omdat de bezwaren van Villa Thalia en anderen zich primair richten tegen de gevolgen van de voorziene woningbouw/gevoelige functies voor hun bedrijfsvoering, ontbreekt aan hun zijde nu een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Mocht zich de situatie voordoen dat ondanks de door Hofplein Ontwikkel B.V. gedane toezegging er toch wordt aangevangen met de activiteiten waarin het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voorzien, kan door Villa Thalia en anderen opnieuw een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening worden ingediend.
BRCO en anderen
BRCO en anderen hebben een verzoek om voorlopige voorziening ingediend omdat zij willen voorkomen dat wordt begonnen met de uitvoeringsactiviteiten in het plangebied. Daarbij gaat het hun specifiek om de activiteiten ‘kappen’ en ‘het aanleggen of veranderen van een uitrit’, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend. Verder willen BRCO en anderen voorkomen dat het bestemmingsplan in werking treedt en een grondslag kan gaan vormen voor huuropzeggingen en ontruimingsvorderingen op grond van artikel 7:274 van het Burgerlijk Wetboek.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om ook dit verzoek af te wijzen vanwege het ontbreken van spoedeisend belang. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
De voorzieningenrechter constateert dat het verzoek van BRCO en anderen mede is ingediend door een groep bewoners van het plangebied. Zij huren een sociale huurwoning via woningcoöperatie Havensteder in het gebouw ‘De Pompenburg’ aan het Hofplein, dat moet wijken voor de in de bestreden besluiten voorziene ontwikkeling. De raad heeft bij brief van
10 juni 2025 toegelicht dat Havensteder een sociaal plan heeft opgesteld waaruit volgt dat Havensteder niet eerder zal overgaan tot de sloop van haar eigendommen en de daaraan voorafgaande noodzakelijke uitplaatsing van haar bewoners, dan nadat de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw/vervangende huisvesting in het project onherroepelijk is. Gelet hierop bestaat er vooralsnog geen reden om aan te nemen dat er op korte termijn, en in elk geval niet voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak, zal worden overgegaan tot ontruiming. Gelet hierop bestaat in zoverre nu geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
Verder heeft Hofplein Ontwikkel B.V. ter zitting bevestigd dat de in het plangebied aanwezige bomen niet zullen worden gekapt of verplaatst voordat is beslist in de bodemprocedure. Ook de uitrit wordt voor die tijd niet gerealiseerd, zodat ook in zoverre geen sprake is van spoedeisend belang.
De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Ten Veen
voorzieningenrechter
w.g. Sommer
griffier
901