ECLI:NL:RVS:2025:2717

Raad van State

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
202404903/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'Karperhof, Woubrugge' vastgesteld door de raad van de gemeente Kaag en Braassem

Op 18 juni 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan 'Karperhof, Woubrugge', dat op 17 juni 2024 door de raad van de gemeente Kaag en Braassem is vastgesteld. Appellanten, bewoners van de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vrezen voor verkeersoverlast door de geplande woningbouw. Het plangebied ligt aan de rand van Woubrugge en omvat de bouw van 21 sociale huurwoningen, 14 sociale koopwoningen, 9 seniorenwoningen, 14 rijwoningen, 4 twee-onder-een-kapwoningen en 4 vrijstaande woningen. De raad heeft het plan vastgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken, maar de appellanten zijn van mening dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de verkeerssituatie.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op een zitting op 15 mei 2025, waar de appellanten, bijgestaan door hun advocaat, en de raad, vertegenwoordigd door een ambtenaar, aanwezig waren. De Afdeling heeft overwogen dat de raad de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan niet op basis van onjuiste gegevens heeft beoordeeld. De verkeersstudies die zijn uitgevoerd, zijn voldoende onderbouwd en de raad heeft de belangen van de betrokkenen afgewogen. De Afdeling concludeert dat de overschrijding van de maximale verkeerscapaciteit op de Bateweg acceptabel is en dat de raad niet in strijd heeft gehandeld met de ladder voor duurzame verstedelijking. Het beroep van de appellanten is ongegrond verklaard, en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202404903/1/R3.
Datum uitspraak: 18 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Woubrugge, gemeente Kaag en Braassem,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Kaag en Braassem,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Karperhof, Woubrugge" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen en [partij A] en [partij B] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 15 mei 2025, waar [appellant] en anderen, in de persoon van [appellant] en [persoon], bijgestaan door mr. L.C.A.C. Hoogewerf, advocaat te Hoorn, en de raad, vertegenwoordigd door R. ‘t Jong, zijn verschenen. Ook zijn [partij A] en [partij B], vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. F.P. van Galen, advocaat te Leiden, op de zitting als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 21 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plangebied ligt aan de rand van de kern van Woubrugge, tussen een bestaande woonwijk in het noorden, sportvelden ten oosten en zuiden, en het glastuinbouwbedrijf op de [locatie] aan de westzijde. [partij A] is eigenaar van de gronden in het plangebied, die in gebruik zijn als sierteeltgrond. [partij B] wil hier woningen bouwen. De beoogde ontwikkeling bestaat uit 21 sociale huurwoningen, 14 sociale koopwoningen, 9 seniorenwoningen, 14 rijwoningen, 4 twee-onder-een-kapwoningen en 4 vrijstaande woningen. De raad heeft het plan vastgesteld om deze ontwikkeling mogelijk te maken.
[appellant] en anderen wonen in de (directe) omgeving van het plangebied. Zij kunnen zich niet met het plan verenigen, met name omdat zij vrezen voor verkeersoverlast.
Toetsingskader
3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Procedureel
Informatievoorziening aan de raad
4.       [appellant] en anderen betogen dat de besluitvorming door de raad onzorgvuldig is geweest en dat de raad in strijd met artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet ten onrechte onjuist is geïnformeerd over het plan. Het college heeft niet alle inlichtingen gegeven aan de raad. De raad heeft het besluit genomen op basis van een andere versie van het verkeersrapport (een versie zonder kritische kanttekeningen), dan de versie van het verkeersrapport dat met het plan ter inzage is gelegd. De raad zou het plan mogelijk niet hebben vastgesteld als hij had geweten dat er in alle onderzochte varianten een overschrijding van de maximaal wenselijke capaciteit op de Bateweg is.
4.1.    Volgens de raad heeft de raad de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan niet beoordeeld op basis van onjuiste gegevens. De raad geeft aan dat hij het wantrouwen begrijpt dat bij [appellant] en anderen is gewekt doordat twee versies van het rapport van HGCA beschikbaar zijn en in slechts één daarvan naar een eerdere studie van Goudappel B.V. wordt verwezen. De raad stelt dat hij verwarring juist heeft willen voorkomen door uiteindelijk alleen het definitieve advies van HGCA van 7 december 2023 en de meest uitgebreide variantenstudie van HGCA van 24 oktober 2023 aan het besluit ten grondslag te leggen. De verwarring is ontstaan doordat na de vaststelling van het plan de verkeerde versie van het rapport van 24 oktober 2023 ter inzage is gelegd. Volgens de raad is er op geen enkele wijze sprake van dat essentiële informatie is achtergehouden of onjuiste informatie is verstrekt.
De raad geeft aan dat Goudappel in opdracht van de ontwikkelaar een variantenstudie heeft verricht. Goudappel heeft de verkeersgeneratie van het plan berekend en drie mogelijke ontsluitingsvarianten onderzocht (noord,  zuid en noord/zuid). De conclusies van Goudappel zijn neergelegd in een rapport van 5 september 2023. Vervolgens heeft Goudappel geconcludeerd dat "vanwege de verschillende weggedeelten van de Bateweg hier de meeste verkeerskundige uitdagingen [worden] verwacht. Dat geldt voor alle drie de varianten. Om de capaciteit van de Bateweg te vergroten zijn verkeerskundige maatregelen nodig, zoals het verbreden van de weg, het realiseren van langsparkeren (in plaats van haaks) en het aanbrengen van fietsvoorzieningen." Vervolgens is HGCA gevraagd om de verschillende varianten verder uit te werken en te onderzoeken. HGCA heeft op 24 oktober 2023 een rapport opgeleverd aan de ontwikkelaar, waarin vijf  varianten zijn onderzocht (dit rapport wordt aangeduid als versie 1). Zij heeft de verkeersgeneratie van het plan hetzelfde ingeschat als Goudappel, te weten op maximaal 464 mvt/etmaal. Zij heeft vervolgens net als Goudappel geconcludeerd dat variant 1 met een ontsluiting naar het noorden en via de Bateweg de voorkeur verdient. Net als Goudappel concludeerde HGCA dat ondanks het gering overschrijden van de streefwaarde voor de betreffende wegvakken — zoals berekend op basis van de wegenscan — na de voorgenomen herinrichting van de Bateweg "geen problemen zijn te verwachten".
Dezelfde dag heeft de ontwikkelaar aan HGCA verzocht om het advies nog iets uit te breiden en twee extra varianten mee te nemen. HGCA heeft in een advies van eveneens 24 oktober 2023 zeven varianten onderzocht (versie 2). De conclusies zijn hetzelfde. In dit advies is, anders dan in het eerdere advies waarin vijf varianten werden onderzocht, niet verwezen naar het advies van Goudappel. Dat werd niet nodig geacht omdat eveneens is geconcludeerd dat geen problemen zijn te verwachten.
4.2.    Naar het oordeel van de Afdeling is niet gebleken dat de raad onjuist of onvoldoende is geïnformeerd over het plan. Er zijn vier rapporten opgesteld die betrekking hebben op de verkeersgeneratie van de voorziene ontwikkeling: het rapport van Goudappel B.V. van 5 september 2023, het rapport van HGCA van 24 oktober 2023 (versie 1, waarin het rapport van Goudappel B.V. wordt genoemd en 5 varianten onderzocht zijn), nog een rapport van HGCA van 24 oktober 2023 (versie 2, het rapport van Goudappel B.V. wordt hierin niet genoemd, er zijn 7 varianten onderzocht) en het rapport van HGCA van 7 december 2023. De raad heeft toegelicht dat bij de beschikbaarstelling van het vastgestelde plan op de landelijke voorziening per ongeluk een andere versie van de verkeersstudie van 24 oktober 2023 is gepubliceerd dan die in de raadsvergadering van 17 juni 2024 bij de stukken heeft gezeten. Dat betekent echter niet dat de raad onjuist of onvolledig is geïnformeerd. De Afdeling begrijpt de verwarring die bij [appellant] en anderen is ontstaan, maar de rapporten komen inhoudelijk overeen. De rapporten hanteren dezelfde cijfers voor het vaststellen van de toekomstige verkeersgeneratie, en concluderen allemaal dat de wenselijke capaciteit op de Bateweg in zijn huidige vorm wordt overschreden en dat daar een oplossing voor nodig is. Alle rapporten gaan ervan uit dat de op handen zijnde aanpassingen aan de Bateweg extra capaciteit zullen opleveren. De overschrijding van de wenselijke capaciteit blijkt ook duidelijk uit het rapport van HGCA van 7 december 2023, dat is voorgelegd aan de raad. Uit dat rapport blijkt duidelijk dat de toekomstige streefwaarde van 4.000 mvt/etmaal voor het betreffende wegvak wordt overschreden, dit was de raad bij de raadsvergadering dus bekend. Ook is artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet niet geschonden.
Het betoog slaagt niet.
Verkeersstudie van Goudappel B.V. - een op de zaak betrekking hebbend stuk?
5.       [appellant] en anderen betogen dat zij ten onrechte verkeerd zijn geïnformeerd over de verkeersstudies; het rapport van Goudappel B.V. had als op de zaak betrekking hebbend stuk met het ontwerp ter inzage gelegd moeten worden, en dit is in strijd met artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet gebeurd. Het onderzoek van Goudappel is volgens [appellant] en anderen een op de zaak betrekking hebbend stuk, nu dit stuk betrekking heeft op het onderdeel verkeer van het plan en relevant is voor de beoordeling van de vraag of de ontwikkeling vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is. Doordat is nagelaten om dit stuk bij het ontwerp ter inzage te leggen, hebben [appellant] en anderen geen kennis kunnen nemen van de inhoud van dit stuk. Uit de verkeersstudie van HGCA B.V. van 24 oktober 2023 (versie 1) blijkt dat het gaat om een second opinion, en dat er al een verkeersstudie was verricht door Goudappel. Uit het feit dat om een second opinion van een ander verkeersbureau is gevraagd, blijkt volgens [appellant] en anderen al dat uit de eerste beoordeling naar voren is gekomen dat de gekozen ontsluitingsroute geen ruimtelijk aanvaardbare optie is. In de verkeersstudie van HGCA staat ook dat in de verkeersstudie van Goudappel is geconcludeerd dat in alle onderzochte varianten sprake is van een (beperkte) overschrijding van de maximaal wenselijk capaciteit.
5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het rapport van Goudappel niet als op de zaak betrekking hebbend stuk ter inzage gelegd hoefde te worden. In de plantoelichting wordt niet naar het rapport van Goudappel verwezen, maar alleen naar het rapport van HGCA van 7 december 2023. Het rapport van 24 oktober 2023 (versie 2) is later ter kennisneming als bijlage bij de toelichting gevoegd, naar aanleiding van de ingediende zienswijzen over de variantenstudie. Dat maakt volgens de raad niet dat ook het rapport van Goudappel een op de zaak betrekking hebbend stuk wordt. Dat rapport is niet aan de motivering van het besluit ten grondslag gelegd.
5.2.    Artikel 3:11, eerste lid, van de Awb luidt:
"Het bestuursorgaan legt het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage."
5.3.    Op grond van artikel 3:11, eerste lid, van de Awb hoeven alleen stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp ter inzage te worden gelegd. De raad heeft toegelicht dat de beoordeling van het ontwerpplan is gebaseerd op het verkeersonderzoek van HGCA van 7 december 2023, dat ter inzage is gelegd. De besluitvorming is gebaseerd op de (op zichzelf staande) verkeersstudies van HGCA, en niet op die van Goudappel. Het onderzoek van Goudappel was niet nodig voor de beoordeling van het ontwerp. Naar het oordeel van de Afdeling is het verkeersonderzoek van Goudappel dan ook niet aan te merken als een op het ontwerpplan betrekking hebbend stuk dat redelijkerwijs nodig was voor de beoordeling ervan en heeft de raad dit onderzoek bij het ontwerpplan niet ter inzage hoeven leggen.
Het betoog slaagt niet.
Ladder voor duurzame verstedelijking
6.       [appellant] en anderen betogen dat het plan in strijd met de ladder voor duurzame verstedelijking zoals opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgesteld. Zij zijn het er niet mee eens dat in het bestaand stedelijk gebied van Woubrugge nog maar weinig locaties beschikbaar zijn waar grotere woningbouwontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Aan de Emmalaan, binnen bestaand stedelijk gebied, kunnen nog woningen komen. Ook is in de regio Rijnland sprake van overprogrammering van 138% en daar is ten onrechte geen rekening mee gehouden. [appellant] en anderen menen dat de huidige woningbouwplannen in de regio voldoen aan de bestaande behoefte aan woningen en menen dan ook dat de voorziene nieuwe stedelijke ontwikkeling overbodig is.
6.1.    De raad stelt dat er behoefte is aan de voorziene woningen, en dat er geen plek is om deze woningen binnen bestaand stedelijk gebied te bouwen. De locatie aan de Emmalaan is drie keer kleiner in omvang dan het plangebied. Ook zal die locatie pas vrijkomen als het Integraal Kindcentrum (hierna: IKC) gerealiseerd is. Over de behoefte aan de woningen heeft afstemming plaatsgevonden in de Regionale Woonagenda Holland Rijnland 2023 en de regionale woondeal Holland Rijnland van maart 2023. Daarin is tot uitdrukking gebracht dat de woningbouwopgave groot is. Er wordt gelet op de gebruikelijke planuitval volgens de raad bewust gestuurd op 130% (over)programmering. Daarnaast wordt vanuit de provincie aangedrongen op een verhoging van de harde plancapaciteit boven 130%. De woningbehoefte tot en met 2030 in de subregio oost is in de Woonagenda geraamd op 9.500 —11.000 woningen. Het plan is voorafgaand aan de vaststelling afgestemd met de provincie. Daarbij is vastgesteld dat er voldoende programmeerruimte beschikbaar is. Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben op 4 maart 2025 de actualisering van de woningbouwprogramma's vastgesteld, waarbij het plan in de categorie 'harde plannen' met een ‘ja’ (goedkeuring/aanvaarding) staat.
6.2.    In de plantoelichting is toegelicht dat binnen bestaand stedelijk gebied geen ruimte is voor de voorziene woningbouwontwikkeling. De raad heeft toegelicht dat de door [appellant] en anderen genoemde locatie aan de Emmalaan te klein is. Het plangebied kan volgens de plantoelichting, vanwege zijn ligging direct naast het dorpsgebied van Woubrugge, gezien worden als de meest geschikte locatie voor een dergelijke ontwikkeling.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende inzichtelijk gemaakt waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in de voorziene woningbouwontwikkeling kan worden voorzien.
Ook heeft de raad de behoefte aan de voorziene woningen onder verwijzing naar de Regionale Woonagenda Holland Rijnland 2023 (hierna: de Regionale Woonagenda) onderbouwd. In de Regionale Woonagenda staat onder andere: "Sinds de vorige Woonagenda zijn we erin geslaagd goede stappen te zetten in de woningproductie. In de periode van 2015 tot 2020 zijn 14.384 woningen toegevoegd aan de woningvoorraad (inclusief sloop). De provinciale Woningbehoefteraming uit 2021 valt echter aanzienlijk hoger uit dan de laatste raming uit 2019. Dit betekent dat we verder moeten versnellen. De woningbehoefte komt uit op 30.500 nieuwe woningen vergeleken met 22.800 in de vorige prognose. Voor de periode 2021-2030 zijn plannen voor circa 36.500 woningen (direct uitvoerbaar, passende kansen en plannen op basis van afspraken). Dat is hoopgevend, maar met de verhoogde prognose wordt daarmee de programmeerruimte niet gehaald. Als plannen uitvallen of vertragen halen we onze doelstellingen mogelijk niet. Houden we rekening met planuitval en -vertraging (30%), dan is de ruimte om plannen te programmeren 39.650 woningen." Verder staat in de Regionale Woonagenda ook dat er voor subregio oost behoefte is aan 9.500-11.000 woningen. Ook is in de Regionale Woonagenda toegelicht dat gestuurd wordt op overprogrammering omdat altijd sprake is van planuitval. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad de behoefte aan de voorziene woningen voldoende onderbouwd, en is het plan niet in strijd met de ladder voor duurzame verstedelijking vastgesteld.
Het betoog slaagt niet.
Vertrouwensbeginsel
7.       [appellant] en anderen betogen dat het plan in strijd met het vertrouwensbeginsel is vastgesteld. Zij verwijzen hierbij naar een krantenartikel van januari 2022 uit het Algemeen Dagblad, waaruit zij hadden afgeleid dat de gronden in het plangebied onbebouwd zouden blijven. In het artikel geeft de wethouder van grondzaken en ruimte aan dat het niet noodzakelijk is om de gronden in het plangebied aan te kopen, nu het terrein aan de Emmalaan genoeg ruimte heeft voor nieuwbouw.
7.1.    De raad stelt dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden. Het plan is vastgesteld door de raad. Aan wat een wethouder wel of niet heeft  gezegd, kan omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend.
7.2.    Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe.
7.3.    Naar het oordeel van de Afdeling is geen sprake van een toezegging; in het krantenartikel is niet toegezegd dat de gronden in het plangebied onbebouwd zouden blijven. In het artikel wordt slechts de voorkeur van een wethouder uiteengezet. Daaruit kan niet worden afgeleid dat nooit medewerking zou worden verleend aan een woningbouwontwikkeling op deze locatie.
Het betoog slaagt niet.
Omgevingsvisie
8.       [appellant] en anderen betogen dat het plan in strijd met de Omgevingsvisie Kaag en Braassem is vastgesteld, omdat 66 woningen niet passen bij aard en schaal van het dorp Woubrugge. In de Omgevingsvisie zijn specifieke uitgangspunten opgenomen die een kader moeten vormen voor nieuwe ontwikkelingen. Eén van deze uitgangspunten is dat nieuwe ontwikkelingen moeten passen bij de aard en schaal van een gebied. Voor een klein dorp als Woubrugge is 66 woningen een zeer groot aantal.
8.1.    De raad stelt dat het plan niet in strijd met de Omgevingsvisie is vastgesteld. De uitbreiding van de kern Woubrugge is zowel in de Omgevingsvisie 2021 als in de Omgevingsvisie 2024 opgenomen. In de versie van 2021 had het beoogde perceel de aanduiding 'Kernen', die de in  de ogen van de raad logische uitbreidingsruimte illustreert. In de Omgevingsvisie van 2024 heeft het perceel zelfs de aanduiding 'bestaand  stedelijk gebied' gekregen, omdat het perceel in de ogen van de raad aangemerkt kan worden als bestaand stedelijk gebied. De gemiddelde woningdichtheid van 33 woningen per hectare (66 woningen / 2 hectare) is volgens de raad bovendien passend bij de bestaande (geringe) mate van  verstedelijking in de omgeving. De maximale goothoogte van 6 m in het plangebied sluit aan bij de maximale goothoogten in de omgeving. Ook de maximale bouwhoogte van 10 m, respectievelijk 12 m in het midden van het plangebied, sluit volgens de raad goed aan bij de bestaande bebouwing in de omgeving.
8.2.    Op pagina 47 van de Omgevingsvisie staat onder het kopje "specifieke uitgangspunten" onder andere een subkopje "Nieuwe ontwikkelingen moeten passen bij de aard en schaal van een gebied". Onder dit subkopje staat de volgende tekst: "De gemeente Kaag en Braassem is een welstandsluwe gemeente, maar dat betekent niet dat alles mogelijk is. Ontwikkelingen moeten passen bij de aard en schaal van een gebied. Bovendien zijn we extra zuinig op het beperkte lijstje van karakteristieke panden (voorheen gemeentelijke monumenten) en de linten die aangemerkt zijn als karakteristiek gebied (voorheen beschermd dorpsgezicht) in onze gemeente. Het onderhouden van dergelijke panden gaat meer geld kosten en het wordt steeds lastiger voor particulieren om dit op te brengen. Het splitsen van karakteristieke woningen kan een bijdrage leveren aan het behoud van deze panden. Nieuwe ontwikkelingen moeten in principe altijd voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke Nota Parkeernormen. Parkeren mag in principe niet ten koste gaan van openbaar groen en bovendien proberen we duurzame mobiliteit (zoals wandelen, fietsen, deelsystemen en openbaar vervoer) zoveel mogelijk te stimuleren. Wanneer deze aspecten niet passend blijken te zijn voor de uiteindelijke realisatie zijn er mogelijkheden om maatwerk toe te passen".
8.3.    Onder het uitgangspunt waar [appellant] en anderen naar verwijzen gaat het met name over karakteristieke panden, maar de Afdeling stelt vast dat die er niet zijn in het plangebied. In de Omgevingsvisie staat voor zover relevant alleen dat een ontwikkeling moet passen bij de aard en de schaal van het gebied. De raad heeft naar het oordeel van de Afdeling voldoende toegelicht dat hiervan sprake is. Het dorp Woubrugge bestaat uit 1625 woningen. De toevoeging van 66 woningen is volgens de raad niet zo veel dat dit niet past bij de omgeving. De raad heeft verder toegelicht dat de voorziene ontwikkeling qua toegestane bouwafmetingen en woningdichtheid past in de omgeving. Daarnaast is de voorziene ontwikkeling ook opgenomen in de Omgevingsvisie door het gebied aan te merken als bestaand stedelijk gebied.
Het betoog slaagt niet.
Verkeer
9.       [appellant] en anderen betogen dat het plan tot een onaanvaardbare toename van verkeer zal leiden. De verkeersdruk in de wijk is nu al groot, en zal na de realisatie van de voorziene ontwikkeling alleen maar toenemen. [appellant] en anderen voeren verschillende argumenten aan die hierna besproken zullen worden.
Uitgangspunten verkeersstudie
10.     [appellant] en anderen voeren aan dat de verkeerstelling in de periode 21 t/m 27 augustus 2023 niet representatief is, vanwege de vakantieperiode, mooi weer, en omdat er destijds geen sporttrainingen en wedstrijden waren. Ook is de verkeerstelling volgens [appellant] en anderen niet volledig omdat een deel van de tweewielers ten onrechte niet in de berekening is meegenomen, terwijl onder de categorie tweewielers wel  bromfietsen en motorfietsen zijn begrepen. Vanwege de telling in de maand augustus moet volgens [appellant] en anderen een correctie van 15% op de verkeerstelling worden toegepast, wat leidt tot 4281 mvt/etm, en daar komen de tweewielers dan nog bij. Dat is in de huidige situatie al een overschrijding van de maximale capaciteit. Komt de planontwikkeling daarbij dan zijn het volgens [appellant] en anderen 4745 mvt/etm zonder gemotoriseerde tweewielers.
Volgens [appellant] en anderen zijn bij het berekenen van de verwachte verkeersgeneratie onjuiste kencijfers gebruikt. Voor een sociale koopwoning is ten onrechte aangesloten bij het kencijfer voor een sociale huurwoning (5,6 in plaats van kencijfer 7,4). Er had volgens [appellant] en anderen moeten worden aangesloten bij het kencijfer van een rijwoning dat een stuk hoger is, omdat mensen die in aanmerking komen voor een sociale huurwoning een ander besteedbaar inkomen hebben dan mensen die een (goedkope) woning kunnen kopen en waarschijnlijk vaker een auto bezitten.
[appellant] en anderen voeren aan dat de methodiek van de verkeersstudie van het rapport van oktober 2023 afwijkt van de methodiek van het rapport van december 2023. Ten onrechte wordt in het ene rapport een verkeersprognosemodel gebruikt, terwijl in het andere rapport wordt uitgegaan van de verkeerstellingen en dus niet van een verkeersprognose.
10.1.  De raad stelt voorop dat de verkeerstelling die is uitgevoerd tussen 21 en 27 augustus 2023 niet aan de verkeersrapporten ten grondslag is gelegd. De daarin opgenomen verkeersprognose is gebaseerd op het vigerende verkeersmodel. Dit is ook vermeld in de verkeersstudies. De verkeerstelling laat volgens de raad wel zien dat de verkeersintensiteiten van de prognose uit het verkeersmodel kloppen, omdat de waarden vanuit het model en de verkeerstelling goed overeenkomen.
Verder stelt de raad dat de verkeerstelling niet heeft plaatsgevonden in de vakantieperiode. De vakantie was al afgelopen, en er was een volledige schoolweek. Het gaat er volgens de raad om dat over het algemeen mensen met schoolgaande kinderen, die met de auto naar het werk gaan, in die week weer naar hun werk gingen. Ook leidt goed weer volgens de raad niet meteen tot een niet-representatieve telling. Het zou ondoenlijk zijn om alleen tellingen te doen wanneer het minder goed weer is of in de winter. Het weer is niet te voorspellen en tellingen moeten nu eenmaal enige tijd van te voren worden voorbereid. Volgens de raad heeft het weer ook slechts beperkte invloed op het aantal verkeersbewegingen in een weinig stedelijke omgeving als Woubrugge. Mensen die met de auto naar het werk gaan, moeten nu eenmaal veelal relatief ver reizen en gaan ook met mooi weer met de auto naar het werk.
Wat de wedstrijden en trainingen betreft stelt de raad dat er wel wedstrijden zijn gespeeld. In deze week wordt de Kaag en Braassem Cup gespeeld en in het weekend van 26/27 augustus zijn de gebruikelijke  oefenwedstrijden ter voorbereiding op de reguliere competitie gespeeld. De bezetting van de voetbalvelden was daarmee volgens de raad op de piekmomenten vergelijkbaar met een normale week. De tennisclub was ook open.
Wat de tweewielers betreft stelt de raad dat dit begrip voornamelijk fietsers omvat. Dat blijkt uit het feit dat de gemiddelde snelheid 14 km/uur is geweest en 85% onder de 20 km/uur heeft gereden. Een deel van de tweewielers zijn elektrische fietsen, fatbikes en bromfietsen, die harder gaan dan 20 km/uur. Slechts een enkele getelde tweewieler zal een motor zijn geweest. Het gaat in de eerste plaats echter om het aantal auto's, omdat de doorstroming en de passeerbaarheid hierdoor wordt bepaald, en niet door motoren.
De raad stelt zich verder op het standpunt dat voor de verkeersgeneratie van een sociale koopwoning terecht is aangesloten bij het kencijfer voor een sociale huurwoning. Het gaat om kleinere woningen voor  starters.
10.2.  De Afdeling stelt voorop dat de verkeerstelling niet leidend is geweest, maar dat in de verkeersrapporten is uitgegaan van de prognoses van het verkeersmodel. Dat de gehanteerde methodiek in de verkeersrapporten niet overeen zou komen is naar het oordeel van de Afdeling niet juist; uit de verkeersstudies blijkt dat alle rapporten zijn gebaseerd op de verkeersprognose uit het verkeersmodel en dat de verkeersgeneratie van het plan is berekend met behulp van CROW-kencijfers. De telling bevestigde de uitkomsten van het verkeersmodel. De telling is dus van een minder groot belang geweest, en de Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet uit kon gaan van de uitkomsten ervan ter bevestiging van de cijfers van de verkeersprognose. De tellingen hebben plaatsgevonden na de vakantieperiode, en de raad heeft toegelicht dat er wel voetbalwedstrijden waren en vrij getennist kon worden, en dat de getelde tweewielers voornamelijk fietsers waren. Ook kon de raad naar het oordeel van de Afdeling voor het kengetal van een sociale koopwoning aansluiting zoeken bij het kengetal voor een sociale huurwoning. In de verkeersstudie van HGCA van 7 december 2023 staat dat er geen categorie ‘sociale koop’ is en dat vanwege de doelgroep (starters) is aangesloten bij een sociale huurwoning. Ook is er vaak sprake van een inkomensgrens voor een sociale koopwoning en moet de koper vaak een sociale huurwoning achterlaten om in aanmerking te komen voor een sociale koopwoning.
Het betoog slaagt niet.
Capaciteit Bateweg
11.     [appellant] en anderen voeren aan dat de maximale capaciteit van 4000 mvt/etmaal op de Bateweg ten onrechte wordt overschreden; de berekende belasting is namelijk 4200 mvt/etmaal. Vanwege de nabijheid van diverse scholen en (sport)verenigingen is er veel gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer langs de Bateweg, waardoor de verkeersveiligheid van deze weg volgens [appellant] en anderen te wensen overlaat. Ten onrechte wordt gesteld dat de weg niet anders beleefd zal worden dan nu. Goudappel heeft eerder geconcludeerd dat de Bateweg op verschillende weggedeelten te zwaar zal worden belast door de planontwikkeling.
[appellant] en anderen voeren aan dat ten onrechte nog geen concreet plan bestaat voor de toekomstige herontwikkeling van de Bateweg. Daarom is ten onrechte al uitgegaan van een capaciteit van 4000 mvt/etm, terwijl de capaciteit in de bestaande situatie op het weggedeelte tussen de Julianalaan en Van Woudeweg slechts 2000 mvt/etm is. De door Goudappel voorgestelde aanpassingen aan de Bateweg zijn volgens [appellant] en anderen ten onrechte niet allemaal overgenomen. Ook is de capaciteit op de Bateweg tussen Gerbrand Swartlaan en Kerkweg volgens [appellant] en anderen nu geen 6000 mvt/etmaal, maar zou dit de capaciteit worden indien de voorgestelde aanpassingen van Goudappel worden overgenomen, wat op dat stuk van de Bateweg niet het geval is.
Ook voeren [appellant] en anderen aan dat met toekomstige ontwikkelingen die ook op Bateweg worden ontsloten ten onrechte geen rekening is gehouden. Zo zal binnenkort een IKC in Woubrugge worden gerealiseerd. Voorheen waren er twee basisscholen in Woubrugge. Deze scholen zijn gefuseerd. Op de locatie van één van deze scholen zal binnenkort een IKC worden gerealiseerd. Deze ontwikkeling zal via de Bateweg worden ontsloten. Op de vrijgekomen locatie van de andere school aan de Emmalaan zullen huizen worden gebouwd. Ook deze woningen moeten worden ontsloten via de Bateweg, omdat dit de enige manier is om vanaf de Emmalaan naar de provinciale weg te komen. Ook wijzen [appellant] en anderen er op dat voor een ander project in meer parkeerplaatsen moet worden voorzien aan de Bateweg. Door de herinrichting van de Bateweg zouden juist parkeerplaatsen verdwijnen.
Verder wijzen [appellant] en anderen erop dat in 2021 al bekend was dat de Bateweg de maximale capaciteit zal bereiken. Een ruimtelijke verkenning van IMOSS voor Stedenbouw liet zien dat de Bateweg haar maximale capaciteit in 2030 bereikt, nog zonder de verkeersgeneratie van deze ontwikkeling.
11.1.  De raad stelt dat de uitkomst van de verkeersstudie dat een hogere belasting van 4.200 mvt/etmaal niet anders beleefd zal worden goed te volgen is. Er staat in de verkeersstudie van december 2023 dat de weg weliswaar een 30 km/u-verblijfsweg is, waarvoor een streefwaarde van 4.000 mvt/etmaal wordt aangehouden, maar dat die weg in de praktijk niet als een verblijfsweg fungeert, maar als doorgaande weg. Deze conclusie ziet op de impact op de beleving van de omwonenden. Het gaat om het toevoegen van slechts 66 woningen, terwijl de Bateweg nu al fungeert als de enige volwaardige ontsluitingsweg in Woubrugge. Gelet daarop is de conclusie dat de impact op de beleving beperkt zal zijn volgens de raad begrijpelijk.
Deze beleving — als woonstraat of als doorgaande verkeersroute — staat volgens de raad los van de doorstroming en de verkeersveiligheid. Voor wat betreft de doorstroming geldt volgens de raad dat, zoals in het rapport van HGCA van 24 oktober 2023 (versie 1) is toegelicht, niet zozeer de betreffende streefwaarde van 4.000 mvt/etmaal bepalend is, maar dat de capaciteit bij kruispunten veel bepalender is. De betreffende streefwaarde van 4.000 mvt/etmaal moet dan ook niet worden gezien als de maximale capaciteit van de route. Met de voorgenomen herinrichting van de Bateweg is volgens de raad geen wachtrijvorming te verwachten. In het rapport van 7 december 2023 is toegelicht dat met de herinrichting van de Bateweg de wegcapaciteit wordt vergroot en dat daarnaast de oversteekbaarheid en de passeerbaarheid voldoende geborgd zijn. De raad is zich dus bewust van de geringe overschrijding, maar acht deze acceptabel en is van mening dat dit niet leidt tot een onveilige situatie. Dat de Bateweg zijn maximale capaciteit bereikt (wat ook blijkt uit de ruimtelijke verkenning uit 2021) wordt niet betwist. Daarom zal de Bateweg worden gereconstrueerd.
Over de toekomstige ontwikkelingen stelt de raad dat er geen rekening gehouden hoefde te worden met het IKC en eventuele woningen aan de Emmalaan, omdat er ten tijde van de vaststelling van het plan nog geen plan- of besluitvorming voor deze ontwikkelingen had plaatsgevonden. Ten tijde van de vaststelling van het voorliggende plan was er nog geen omgevingsvergunning aangevraagd voor het IKC en had nog geen (ruimtelijke) besluitvorming door het gemeentebestuur plaatsgevonden. Aan een definitief ontwerp voor het IKC wordt op dit moment gewerkt. De raad merkt hierbij nog op dat het IKC naar verwachting geen gevolgen voor het verkeer op de Bateweg tussen de Van de Woudeweg en de Van Hoogstratenlaan zal hebben. Het IKC, waar een school en kinderopvang worden gecombineerd, leidt volgens de raad niet tot meer verkeersbewegingen; er komen niet meer kinderen bij. Door de combinatie van school en kinderopvang zijn volgens de raad juist minder verkeersbewegingen nodig. Voor de woningbouw aan de Emmalaan, op de locatie die na realisatie van het nieuwe IKC vrij moet komen, zijn nog geen concrete plannen ontwikkeld.
11.2.  Voor zover [appellant] en anderen hebben aangevoerd dat er geen concreet plan voor de herontwikkeling van de Bateweg is, overweegt de Afdeling dat het college het definitieve ontwerp inmiddels heeft vastgesteld. Met de mogelijke ontwikkeling van het IKC en de woningen aan de Emmalaan hoefde naar het oordeel van de Afdeling nog geen rekening te worden gehouden, omdat hier nog geen concrete plannen voor waren ten tijde van de vaststelling van het voorliggende plan. Dat voor een ander project mogelijk in meer parkeerplaatsen aan de Bateweg moet worden voorzien is iets wat in de besluitvorming van dat andere project aan de orde moet komen.
Verder heeft de raad, mede onder verwijzing naar het verkeersstructuurplan, toegelicht dat niet alle door Goudappel voorgestelde suggesties uitgevoerd hoeven te worden. Het verkeersstructuurplan bevestigt dat de capaciteitsgrens op de Bateweg tussen de Kerkweg en de Gerbrand Swartlaan momenteel al 6000 mvt/etmaal bedraagt. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad hiermee voldoende toegelicht dat aanpassingen aan dit deel van de Bateweg niet nodig zijn. De capaciteit op de Bateweg tussen de Julianalaan en de Van Woudeweg zal worden verhoogd naar 4000 mvt/etmaal. Verder heeft de raad toegelicht, en is in de verkeersrapporten van HGCA geconcludeerd, dat een lichte overschrijding van 4000 mvt/etmaal op de Bateweg aanvaardbaar is. In het rapport van oktober 2023 (versie 1) staat onder andere: "De capaciteit van kruispunten en verstoringen op wegvakken en bij ondergeschikte zijstraten is veel bepalender voor de omvang van het gemotoriseerd verkeer dat via het wegennet kan worden afgewikkeld. Ook wanneer we daar rekening mee houden kan de capaciteitsgrens voor de Bateweg zoals berekend in het rapport van Goudappel (4000 mvt/etmaal ofwel 440 mvt/uur) niet gezien worden als een maximale capaciteit. Uit oogpunt van leefbaarheid is een capaciteit van 4000 mvt/etmaal voor woonstraten wel gebruikelijk. De geconstateerde overschrijding van de capaciteitswaarde (de geprognosticeerde intensiteit is hoger dan de wenselijke capaciteit) is echter zodanig beperkt dat dit niet als een hard probleem gezien mag worden". In het rapport van december 203 is ook toegelicht dat de ‘oversteekbaarheid’ goed blijft, en de passeerbaarheid na herinrichting van de weg ook goed zal zijn. De Bateweg is een 30 km/u-weg, maar wel de doorgaande weg. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad de overschrijding op de Bateweg aanvaardbaar kunnen achten. Hierbij betrekt de Afdeling dat de grens van 4000 mvt/etmaal geen harde grens is en dat de overschrijding beperkt is.
Alternatieven
12.     [appellant] en anderen voeren aan dat alternatieve ontsluitingsmogelijkheden onvoldoende zijn onderzocht; er is alleen een brainstormsessie gehouden. Een "brainstormsessie" staat volgens [appellant] en anderen niet gelijk aan een zorgvuldig onderzoek naar de alternatieve ontsluitingsmogelijkheden van het plan. Over ontsluitingsvariant 2 (zuidzijde via Vingerhoedtstraat) is simpelweg geconcludeerd dat dit geen wenselijke optie is, omdat de verkeersdruk te hoog zal worden. Dit staat haaks op de conclusie ten aanzien van de gekozen ontsluitingsvariant 1 via de Noordzijde (via Turfeiker/Schouw/Praam), waarover wordt gesteld dat de verkeersdruk op de Bateweg "een punt van aandacht" blijft, maar er  desondanks zonder nadere onderbouwing toch voor deze ontsluitingsvariant wordt gekozen. Ook variant 3 van een gecombineerde ontsluiting (noord- en zuidzijde via Turfeiker/Schouw/Praam en Vingerhoedtstraat) is volgens [appellant] en anderen te snel afgewezen. Deze variant is niet doorgerekend terwijl het de Bateweg zou ontlasten en het verkeer meer verdelen.
12.1.  De raad stelt dat de verschillende ontsluitingsvarianten zorgvuldig zijn onderzocht. Volgens de raad is er juist sprake van een zorgvuldige afweging omdat de verkeersdeskundige de alternatieven niet alleen heeft gekozen, maar een brainstormsessie heeft georganiseerd met de stedenbouwkundige en de verkeersdeskundige van de gemeente over de te onderzoeken alternatieven. De afweging van de alternatieven is vastgelegd in de verkeersstudie.
Verder wijst de raad erop dat variant 2 niet alleen is afgevallen vanwege de verkeersdrukte, maar mede omdat er geen ruimte is in het openbaar gebied om een ontsluiting aan te leggen voor tweerichtingsverkeer in verband met de jongerenplek naast de tennisvereniging. Er is hier alleen ruimte voor een langzaamverkeerontsluiting en een calamiteitenontsluiting. Dit is ook opgemerkt in de verkeersstudie. Een ontsluiting die enkel gebruikt wordt voor langzaam verkeer en als calamiteitenroute heeft hier ook vanuit (verkeers)veiligheid de voorkeur van de raad, omdat een volwaardige  ontsluiting langs een sport- en ontmoetingsplek niet wenselijk wordt geacht. Ook verderop bij de aansluiting naar de Vingerhoedtstraat is deze route te smal om een ontsluitingsweg te realiseren. De betreffende doorgang is  slechts 4,4 m. Deze doorgang kan niet worden verbreed vanwege de aanwezigheid van een gemaal van het Hoogheemraadschap van Rijnland.
De raad stelt dat variant 3 (via noord- en zuidzijde) ook voldoende is afgewogen (in het rapport van HGCA van 24 oktober 2023 (versie 2)). Deze variant levert dezelfde knelpunten op als variant 2. Met name de verkeersdruk op de smalle Van Woudeweg zal te hoog worden. Dat is volgens de raad niet wenselijk. Bovendien is ook voor deze — tweerichting — ontsluiting naar het zuiden geen ruimte beschikbaar. De verkeersgeneratie is wel degelijk berekend en, zoals in het verkeersrapport is opgenomen, vervolgens voor deze variant 3 gelijkmatig verdeeld over de noordelijke en zuidelijke ontsluiting (over een etmaal). Het grootste knelpunt ligt bij variant 3 op de Van Woudeweg en niet op de Vingerhoedtstraat. Op de Van Woudeweg is in de bestaande situatie de verkeersdruk al hoger dan wenselijk (1.320 mvt/etmaal in plaats van 1.000 mvt/etmaal). Daar zouden dan nog eens ten minste 232 mvt/etmaal bijkomen. Een éénrichting variant aan de zuidzijde lost het probleem volgens de raad niet op, omdat dan nog altijd het verkeer in ofwel de ochtend ofwel de avondspits over de Van Woudeweg rijdt, die deze capaciteit niet heeft.
12.2.  De Afdeling stelt voorop dat het in deze zaak gaat om de ontsluiting van het plangebied, en niet om de wens van (een deel van de) bewoners van Woubrugge om een extra ontsluiting van het dorp Woubrugge te maken. Dat een "brainstormsessie" over de varianten heeft plaatsgevonden betekent naar het oordeel van de Afdeling niet dat de alternatieven onvoldoende zijn afgewogen. De verkeersstudies van oktober 2023 gaan uitgebreid in op de alternatieve ontsluitingen van het plangebied. De raad heeft toegelicht, en dit volgt ook uit de verkeersstudies, dat er bij variant 2 geen ruimte is voor een goede ontsluiting en de verkeersveiligheid in het gedrang kan komen vanwege de sport- en ontmoetingsplek. De gronden ten zuiden van het plangebied zijn in gebruik voor een andere functie en de wegen zouden de extra verkeersbewegingen niet aankunnen. Bij variant 3 speelt dit probleem ook. In de verkeersstudies van HGCA (en de verkeersstudie van Goudappel) is geconcludeerd dat - ondanks dat alle alternatieven wel nadelen hebben - de gekozen ontsluiting via de noordzijde de voorkeur heeft. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad de varianten voldoende onderzocht en voldoende onderbouwd dat er op dit moment geen beter alternatief is.
Het betoog slaagt niet.
Turfeiker
13.     [appellant] en anderen voeren aan dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de toekomstige verkeersintensiteit op de Turfeiker, terwijl de ontsluiting via die straat zal gaan. Ook is ten onrechte niet naar de verkeersveiligheid op de Turfeiker gekeken. Dit terwijl de Turfeiker een smalle straat is waar auto's elkaar nu al lastig kunnen passeren, en er parkeervakken langs deze straat zijn gelegen waar auto's voor- of achteruit moeten insteken.
13.1.  Bij de bespreking van de uiteindelijk gekozen variant 1 op pagina 3 van het rapport van HGCA van 24 oktober 2023 (versie 2) staat: "Op basis van de Wegenscan bedraagt de maximaal wenselijke capaciteit op de Turfeiker/Schouw/Praam 2.200 mvt/etmaal. Dit betekent dat de Turfeiker, Schouw en Praam voldoende restcapaciteit hebben om de verkeerstoename op te vangen. Deze straten hebben een dusdanig profiel dat de voertuigen elkaar (veilig) kunnen passeren." Naar het oordeel van de Afdeling blijkt hieruit dat de toekomstige verkeersintensiteit en verkeersveiligheid op de Turfeiker voldoende is onderzocht.
Het betoog slaagt niet.
Geluid
14.     [appellant] en anderen betogen dat de verkeerstoename door de voorziene ontwikkeling tot onevenredige geluidsoverlast zal leiden en dat dit belang ten onrechte niet is meegewogen door de raad.
14.1.  De raad stelt dat wel rekening is gehouden met mogelijke geluidsoverlast, en verwijst hierbij naar de plantoelichting. De raad wijst erop dat het gaat om een plan van geringe omvang, en dat al bekend was dat ter plaatse van de huidige groenstrook aan de Turfeiker een ontsluiting zou komen. De verwachte hoeveelheid verkeersbewegingen langs de woningen aan de Turfeiker is relatief gering. Het betreft daarnaast een 30 km/uur-weg. In paragraaf 4.3 van de toelichting is geconcludeerd dat het plan niet tot een overschrijding van de geldende geluidsnormen leidt, of tot onevenredige geluidsoverlast.
14.2.  De raad is in paragraaf 4.3 van de plantoelichting en de nota van zienswijzen ingegaan op het aspect geluid. De raad heeft dit belang meegewogen in de belangenafweging. De raad heeft toegelicht dat de geluidsbelasting bij de woningen van [appellant] en anderen niet zodanig zal toenemen dat dit onaanvaardbaar is, maar vergelijkbaar zal zijn met de geluidsbelasting bij een doorsnee (hoek)woning. Hierbij wijst de raad erop dat het gaat om een beperkte toename van 464 mvt/etmaal, wat een gebruikelijk aantal is voor een woonwijk, het om een 30 km/u-zone gaat en dat de afstanden tussen de woningen en de weg niet kleiner zijn dan normaal. Naar de oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende onderbouwd dat de verkeerstoename door de voorziene ontwikkeling niet tot onevenredige geluidsoverlast zal leiden.
Het betoog slaagt niet.
Licht
15.     [appellant] en anderen betogen dat de verkeerstoename door de voorziene ontwikkeling tot onevenredige lichthinder zal leiden door koplampen van langsrijdende auto’s, wat als storend wordt ervaren. Dit belang is ten onrechte niet meegewogen door de raad.
15.1.  De raad stelt dat wel rekening is gehouden met mogelijke lichthinder, en verwijst hierbij naar de nota van zienswijzen. Naar de mening van de raad is niet te verwachten dat onaanvaardbare lichthinder zal ontstaan als gevolg van het gebruik van de ontsluiting naar de Turfeiker. Aan de zuidzijde van de percelen Turfeiker 38 en 40 rijdt het verkeer in een rechte lijn, zodat  de koplampen niet in de woningen schijnen. Aan de noordzijde zullen de koplampen van het verkeer dat vanuit de Turfeiker naar het zuiden afslaat  richting de woning aan de Turfeiker 40 schijnen. De koplampen van het verkeer dat vanuit de nieuwe wijk rechtsaf de Turfeiker oprijdt, zal richting de woning aan de Turfeiker 27 schijnen. De raad wijst erop dat het licht op een afstand van 10 m gelet op de daarvoor geldende eisen voor de worp van dimlichten in de meeste gevallen lager dan 75 cm schijnt, en alleen in uitzonderlijke gevallen maximaal zo'n 90 cm. De raad geeft aan zich bewust geweest te zijn van de mogelijke lichthinder, maar acht dit niet onaanvaardbaar. Voor het geval mocht blijken dat toch enige lichthinder ontstaat, dan wordt nog de suggestie gedaan om de al bestaande haag op het perceel Turfeiker 40 nog wat hoger te laten worden. Op die manier kan iedere vorm van lichthinder vermeden worden.
15.2.  In de nota van zienswijzen is onder 24.5 op dit aspect ingegaan. Hieruit blijkt naar het oordeel van de Afdeling dat de raad dit belang heeft meegewogen. De raad wijst erop dat het alleen gaat om auto’s die van de Turfeiker richting het plangebied rijden. De overlast zal volgens de raad beperkt zijn, omdat de toename van het aantal verkeersbewegingen van voertuigen als gevolg van het plan relatief beperkt is. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende onderbouwd dat de eventuele lichthinder niet onaanvaardbaar is.
Het betoog slaagt niet.
Verdwijnen groenstrook
16.     [appellant] en anderen betogen dat hun woon- en leefklimaat onevenredig wordt aangetast door de wijziging van de groenstrook tussen Turfeiker 38 en 40 naar een verkeersbestemming. Hun kinderen spelen graag op de groenstrook. De wijziging van een rustige groenstrook naar een doorgaande weg waarop een hele woonwijk zal worden ontsloten, brengt een grote verandering in de leefomgeving van [appellant] en anderen met zich. Daar is in het geheel geen rekening mee gehouden. Het was niet voorzienbaar dat hier een ontsluiting zou komen.
16.1.  De raad stelt dat de effecten op het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen wel zijn meegewogen. In de nota van zienswijzen is  onder 5.3 ingegaan op de wijziging van de groenstrook. Het perceel is, juist omdat van meet af aan rekening werd gehouden met een ontsluitingsweg, breed genoeg. Bovendien geldt dat ook de voorgaande bestemming "Groen" het gebruik voor wegen toelaat. In zoverre is volgens de raad geen sprake van een planologische verslechtering.
De raad erkent dat het vervelend is voor [appellant] en anderen dat de groenstrook waar hun kinderen spelen verdwijnt, maar acht dit niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Er is geen andere geschikte locatie voor de ontsluiting. Bovendien merkt de raad op dat het voorliggende plan voldoende openbaar groen en speelgelegenheid bevat, waardoor er direct een alternatief is voor het verloren gaan van deze groenstrook tussen Turfeiker 38 en 40. Daarnaast ligt op korte afstand direct ten noordoosten van deze locatie een groot speelterrein met speeltoestellen. Er blijft volgens de raad voldoende speelterrein beschikbaar dat kwalitatief hoogwaardiger is.
16.2.  De raad is in de nota van zienswijzen ingegaan op het verdwijnen van de groenstrook tussen de Turfeiker 38 en 40. Hieruit blijkt dat dit belang is meegewogen door de raad. De Afdeling heeft hiervoor geoordeeld dat de raad voldoende heeft onderbouwd dat de aantasting van het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen door de voorziene ontsluiting voor de aspecten licht en geluid niet onaanvaardbaar is. De raad wijst er op dat de strook nodig is voor het ontsluiten van de woonwijk, en dat in de omgeving voldoende groen overblijft en ook in voldoende groen wordt voorzien in de nieuwe woonwijk. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende onderbouwd dat er geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat door het verdwijnen van de groenstrook.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
17.     Het beroep is ongegrond.
18.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. H.J.M. Besselink en mr. M.M. Kaajan, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M. van der Kolk, griffier.
w.g. Uylenburg
voorzitter
w.g. Van der Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2025
944