ECLI:NL:RVS:2025:2743
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen verblijfsvergunning
Op 19 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De appellant, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 4 april 2025 niet in behandeling was genomen. De rechtbank Den Haag had op 3 juni 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarop de appellant hoger beroep instelde en tevens verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel was gekomen en dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. V.V. Essenburg, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.