ECLI:NL:RVS:2025:2750

Raad van State

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
202501601/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A. ten Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor warmtepomp in Bergen op Zoom

Op 19 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom, naar aanleiding van een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 februari 2025. De rechtbank had het beroep van de wederpartij gegrond verklaard en het besluit van het college om een omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een buitenunit van een warmtepomp op het dak van een garage vernietigd. Het college verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij een nieuw besluit op bezwaar moest nemen totdat er uitspraak was gedaan in de bodemzaak. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat het college onvoldoende heeft aangetoond dat er onomkeerbare of onevenredige gevolgen zouden ontstaan door de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter benadrukte dat aan uitspraken van de rechtbank gevolg moet worden gegeven en dat het college in een nieuw besluit op bezwaar kan oordelen over de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter heeft het college ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de wederpartij, die op € 1.360,50 zijn vastgesteld.

Uitspraak

202501601/2/R2.
Datum uitspraak: 19 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-­West-­Brabant van 14 februari 2025 in zaak nr. 24/6070 in het geding tussen:
[wederpartij].
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 23 november 2022 heeft het college een omgevingsvergunning aan [partij] verleend voor het plaatsen van een buitenunit van een warmtepomp op het dak van de garage van [locatie] in Bergen op Zoom.
Bij besluit van 20 juni 2024 heeft het college het door [wederpartij] gemaakte bezwaar tegen het besluit van 23 november 2022 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 februari 2025 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 20 juni 2024 vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft het college de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[wederpartij] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 16 mei 2025, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S.A. Keij en mr  J. van den Berg, en [wederpartij], bijgestaan door mr. I.M. van den Heuvel, rechtsbijstandverlener in Roosendaal, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. E.C.G. Vermue, rechtsbijstandverlener te Roosendaal, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 28 september 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Op 23 november 2022 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een buitenunit van een warmtepomp op het adres [locatie] in Bergen op Zoom. De buitenunit is geplaatst op het platte dak van de garage van vergunninghouder. De garage grenst aan de woning van [wederpartij].
Behandeling verzoek om voorlopige voorziening
3.       Het college heeft verzocht om een voorlopige voorziening die ertoe strekt dat het geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat uitspraak is gedaan in de bodemzaak. Het college kan zich niet vinden in de uitspraak van de rechtbank en begrijpt niet op welke andere wijze het geluidniveau zou kunnen worden berekend. Als het college gevolg moet geven aan de uitspraak van de rechtbank, zou het college het bezwaar gegrond moeten verklaren en het besluit strekkende tot verlenen van de omgevingsvergunning moeten herroepen. Deze gevolgen acht het college te verstrekkend.
4.       De voorzieningenrechter zal de vraag of aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.
4.1.    Het verzoek van het college wordt afgewezen, omdat het enkele feit dat het zich niet kan verenigen met de uitspraak van de rechtbank onvoldoende reden is om de uitspraak van de rechtbank te schorsen. Het uitgangspunt is dat aan uitspraken van de rechtbank gevolg wordt gegeven. Het college heeft onvoldoende gemotiveerd dat onomkeerbare of onevenredige gevolgen kunnen ontstaan, indien het gevolg moet geven aan de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft geconstateerd dat de motivering dat wordt voldaan aan de geluidnormen gebrekkig is, maar heeft niet geoordeeld dat het college verplicht is om de omgevingsvergunning te weigeren. Het college kan in een nieuw besluit op bezwaar tot het oordeel komen dat de omgevingsvergunning moet worden verleend of dat de omgevingsvergunning, wegens strijd met het Bouwbesluit, moet worden geweigerd. Dat een gevolg van het weigeren van de omgevingsvergunning zou kunnen zijn dat een verzoek tot handhavend optreden wordt gedaan en daardoor de belangen van [partij] worden geraakt, kan met een verzoek om voorlopige voorziening in een procedure tegen een besluit dat zou strekken tot handhavend optreden aan de orde worden gesteld. Het bovenstaande betekent dat het college een nieuw besluit op bezwaar zal moeten nemen.
5.       Het verzoek wordt afgewezen.
5.1.    Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        wijst het verzoek af;
II.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom tot vergoeding van de bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.360,50, geheel toe te rekenen aan een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Pistoor, griffier.
w.g. Ten Veen
voorzieningenrechter
w.g. Pistoor
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2025
932