ECLI:NL:RVS:2025:2761
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ongewenstverklaring door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 20 juni 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant die ongewenst was verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het oorspronkelijke besluit tot ongewenstverklaring dateert van 7 januari 2022. De appellant had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 27 november 2023 ongegrond. Hierop heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 7 mei 2024 het beroep van de appellant tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar eveneens ongegrond verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Berends, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn uitspraak opgemerkt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 juni 2025.