ECLI:NL:RVS:2025:2763
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 28 mei 2024 en 5 juli 2024 zijn gedaan. De rechtbank had de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in de gelegenheid gesteld om een aanvullend standpunt in te nemen na een eerdere afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris. De rechtbank verklaarde het beroep van de betrokkene gegrond en vernietigde de besluiten van de staatssecretaris, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met de uitspraak. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraken van de rechtbank. De Afdeling bevestigt de uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat de minister de proceskosten moet vergoeden. De reden voor het ongegrond verklaren van het hoger beroep is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtbank had een motiveringsgebrek geconstateerd, maar dit kan eenvoudig worden hersteld. De minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, die zijn opgekomen in verband met de behandeling van het hoger beroep.