ECLI:NL:RVS:2025:2766
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bewaring door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, die op 6 mei 2025 de appellant in bewaring heeft gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 16 mei 2025 het beroep van de appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 juni 2025 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond en de Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.