ECLI:NL:RVS:2025:2787
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris over verblijfsrecht gemeenschapsonderdaan
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 augustus 2024 vastgesteld dat de appellant geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan in Nederland meer heeft. Dit besluit werd door de minister op 21 januari 2025 ongegrond verklaard, waarna de rechtbank Den Haag op 8 mei 2025 het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaarde. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.M.V. Bandhoe, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 juni 2025 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond is. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij mr. M.J.M. Ristra-Peeters als voorzieningenrechter en mr. A.M.L. Hanrath als griffier aanwezig waren.