ECLI:NL:RVS:2025:2814

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
202502176/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake openbaarmaking inspectiegegevens door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Op 25 juni 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoekster] een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de openbaarmaking van inspectiegegevens door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister had op 27 november 2023 twee besluiten genomen, waaronder het opleggen van een boete wegens overtredingen van de Arbeidsomstandighedenwet en het openbaar maken van inspectiegegevens. De rechtbank Gelderland had eerder op 6 maart 2025 het beroep van [verzoekster] ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de minister de overtreding als zwaar mocht aanmerken. [Verzoekster] vorderde dat de uitspraak van de rechtbank werd geschorst totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist, omdat de openbaarmaking onomkeerbare gevolgen zou hebben. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van [verzoekster] zwaarder weegt dan dat van de minister, en heeft bepaald dat de minister niet mag overgaan tot openbaarmaking van de inspectiegegevens totdat er een uitspraak in het hoger beroep is gedaan. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan [verzoekster].

Uitspraak

202502176/2/A3.
Datum uitspraak: 25 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[verzoekster], gevestigd in [plaats],
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 6 maart 2025 in zaak nr. 24/1284 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Openbare zitting gehouden op 12 juni 2025 om 10:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J.M. Willems, voorzieningenrechter
Griffier: mr. R.E. de Bakker
Verschenen:
[verzoekster], bijgestaan door mr. T. Segers, advocaat in ’s-Hertogenbosch, en [gemachtigde], vertegenwoordiger van [verzoekster];
de minister, vertegenwoordigd door mr. B.M. van der Kuil en T.H.A. Venhorst.
Het verzoek richt zich tegen de uitspraak van 6 maart 2025 van de rechtbank Gelderland. [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid niet mag overgaan tot openbaarmaking van de inspectiegegevens voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist;
II.       veroordeelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.      gelast dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan [verzoekster] het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 579,00 voor de behandeling van het verzoek vergoedt.
De voorzieningenrechter legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
Inleiding
1.       Bij twee afzonderlijke besluiten van 27 november 2023 heeft de minister aan [verzoekster] een boete opgelegd wegens een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet, besloten inspectiegegevens openbaar te maken en een waarschuwing gegeven voor preventieve stillegging van de werkzaamheden. De minister heeft bij besluit van 29 januari 2024 het door [verzoekster] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
2.       De rechtbank heeft bij uitspraak van 6 maart 2025 het door [verzoekster] ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft onder meer overwogen dat de minister de overtreding van artikel 4.48a, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit aan heeft mogen merken als een zware overtreding. De minister mocht daarom overgaan tot het openbaar maken van de inspectiegegevens.
Verzoek om voorlopige voorziening
3.       Het verzoek om voorlopige voorziening van [verzoekster] strekt ertoe dat de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Volgens [verzoekster] mag de minister, als gevolg van de uitspraak van de rechtbank, overgaan tot openbaarmaking van de inspectiegegevens omdat het hoger beroep geen schorsende werking heeft en heeft openbaarmaking van deze gegevens onomkeerbare gevolgen.
Beoordeling verzoek
4.       De vraag of in dit geval een overtreding is begaan leent zich niet voor beantwoording in de voorlopige voorzieningenprocedure. Daarom ziet de voorzieningenrechter af van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel. Daarom zal de voorzieningenrechter de vraag of vooruitlopend op de beoordeling van het hoger beroep een voorlopige voorziening moet worden getroffen, beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.
5.       Het belang van de minister is erin gelegen dat inspectiegegevens gedurende vijf jaar na een overtreding openbaar gemaakt mogen worden. Openbaarmaking van de gegevens heeft minder effect als de gegevens korter openbaar worden gemaakt, zo is ter zitting toegelicht. De minister heeft tot en met de behandeling van het beroep zelf gewacht met openbaarmaking, maar wil dat in hoger beroep vanwege de voortschrijdende tijd niet. Daar tegenover staat het belang van [verzoekster] dat haar hoger beroep over de openbaarmaking van de inspectiegegevens geen betekenis meer heeft indien de gegevens openbaar worden gemaakt voordat er een uitspraak in de bodemprocedure is gedaan. Bekendmaking van de inspectiegegevens aan het publiek hangende het hoger beroep kan bovendien onomkeerbare gevolgen hebben, ook wanneer het hoger beroep zou slagen. Zij vreest voor haar goede reputatie en verlies van klandizie. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt dit belang van [verzoekster] thans zwaarder dan het belang van de minister. Daarom zal de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening bepalen dat de minister de inspectiegegevens niet feitelijk openbaar mag maken voordat op het hoger beroep is beslist.
w.g. Willems
voorzieningenrechter
w.g. De Bakker
griffier