ECLI:NL:RVS:2025:2840

Raad van State

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
202203001/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over bestemmingsplan "Eeneind 2018" van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten

Op 25 juni 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan in een geschil over het bestemmingsplan "Eeneind 2018" van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Het bestemmingsplan, dat op 17 februari 2022 door de gemeenteraad is vastgesteld, betreft een actualisatie van de bestemmingsplannen in het dorp Eeneind. De appellante, die een autobeklederij exploiteert, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij vreest dat haar bedrijfsvoering door de verwezenlijking van het plan wordt beperkt. De Afdeling heeft de zaak op 31 maart 2025 ter zitting behandeld, waarbij de appellante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden en een advocaat, en de raad door ambtenaren.

De Afdeling heeft vastgesteld dat er verschillende juridische tekortkomingen zijn in het besluit van de raad. Zo is er onduidelijkheid over de milieucategorieën die op bepaalde percelen zijn toegestaan, en zijn er fouten gemaakt in de aanduidingen van de bestemmingen. De Afdeling heeft geoordeeld dat het besluit van de raad in strijd is met de rechtszekerheid en de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht. De raad is opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de uitspraak de gebreken te herstellen, onder andere door de juiste aanduidingen aan de percelen toe te kennen en de onterecht opgelegde beperkingen te verwijderen.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming bij de vaststelling van bestemmingsplannen en de noodzaak om de belangen van betrokkenen goed af te wegen. De appellante heeft recht op een duidelijk en rechtmatig bestemmingsplan, dat haar bedrijfsvoering niet onterecht belemmert.

Uitspraak

202203001/1/R2.
Datum uitspraak: 25 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
[appellante] en anderen (hierna samen en in enkelvoud: [appellante]), gevestigd in Nuenen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
appellante,
en
de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 februari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Eeneind 2018" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2025, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. J.D.F. van Berkel, advocaat in Someren, en de raad, vertegenwoordigd door R. Klaver en ing. J.J.L. de Vrees, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 1 oktober 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan betreft een actualisatie van de bestemmingsplannen in het dorp Eeneind in de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten. Het plangebied beslaat onder andere de ten zuiden van de kern Nuenen gelegen dorpskern Eeneind, alsmede de bedrijventerreinen die zich gaandeweg ten zuiden van de spoorlijn tussen Eindhoven en Helmond hebben ontwikkeld.
3.       [gemachtigde B] en [gemachtigde A] wonen aan de Kruisakker 8 in Nuenen. [gemachtigde B] is eigenaar van de gronden, kadastraal bekend gemeente Nuenen, sectie C, nrs. 3465, 3466, ,3468, 3469, 3470, 3892, 3894, 3895 en 4232. [appellante] exploiteert hier een autobeklederij. Zij vreest dat haar bedrijfsvoering door de verwezenlijking van het plan wordt beperkt.
4.       De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Toetsingskader
5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Aanduiding "autobeklederij" op perceel 3892.
6.       [appellante] betoogt dat aan het perceel 3892 ten onrechte niet de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - autobeklederij" is toegekend. De raad heeft in de zienswijzennota namelijk te kennen gegeven dat te zullen doen, zo stelt [appellante].
6.1.    De Afdeling stelt vast dat in de zienswijzenota, die onderdeel uitmaakt van het vaststellingsbesluit, staat dat de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - autobeklederij" is toegekend aan de percelen 3895, 3892 en 3469. In de verbeelding bij het plan is die aanduiding echter niet aan perceel 3892 toegekend. De raad heeft in het verweerschrift en op de zitting ook erkend dat dat ten onrechte niet is gebeurd. De verbeelding is op dit punt dus niet in overeenstemming met het vaststellingsbesluit. Naar het oordeel van de Afdeling zijn het bestreden besluit en het plan, in onderlinge samenhang bezien, in zoverre in strijd met de rechtszekerheid.
Het betoog slaagt.
Toegestane milieucategorie op perceel 3469.
7.       [appellante] betoogt dat onduidelijk is welke milieucategorie van bedrijven op het perceel 3469 is toegestaan. Zij wijst erop dat aan dit perceel niet de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" is toegekend, maar wel de aanduidingen "specifieke vorm van gemengd - autobeklederij" en "specifieke vorm van gemengd - caravanstalling". Volgens [appellante] betekent dit dat de verbeelding in samenhang met de planregels zo gelezen kan worden dat op dit perceel geen beperkingen gelden ten aanzien van de toegestane milieucategorie en dat er, naast de bedrijven op de bedrijvenlijst, ook een autobeklederij en een caravanstalling zijn toegestaan. Mocht dit niet de juiste interpretatie zijn, dan is zij van mening dat het plan ten onrechte een beperking van het gebruik van het perceel meebrengt ten opzichte van het toegestane gebruik onder het vorige bestemmingsplan "Eeneind", dat op 23 juni 2010 door de raad is vastgesteld. [appellante] wenst duidelijkheid op dit punt.
7.1.    De Afdeling stelt vast dat aan het perceel 3469 de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" niet is toegekend. De plansystematiek brengt naar het oordeel van de Afdeling mee dat het op dit perceel mogelijk is om een bedrijf te vestigen uit de bij het plan behorende bedrijvenlijst zonder dat er een beperking geldt ten aanzien van de milieucategorie. Artikel 8.1.1, aanhef, onder a en onder 1, van de planregels bepaalt namelijk dat de voor "Gemengd" aangewezen gronden in beginsel zijn bestemd voor bedrijven die zijn opgenomen in de bedrijvenlijst, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie 3.2" uitsluitend bedrijven uit categorie 2, 3.1 en 3.2 zijn toegestaan. Hieruit volgt dat wanneer deze aanduiding ontbreekt, elk bedrijf uit de bedrijvenlijst is toegestaan, ongeacht de categorie daarvan. De Afdeling acht dit niet rechtsonzeker. Dat aan het perceel naast de bestemming "Gemengd" de aanduidingen "specifieke vorm van gemengd - autobeklederij" en "specifieke vorm van gemengd - caravanstalling" zijn toegekend, op grond waarvan daar ook een autobeklederij en een caravanstalling zijn toegestaan, maakt dat niet anders.
Het betoog slaagt niet.
De bouwmogelijkheden ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting".
8.       [appellante] betoogt dat op haar gronden ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting", waar zich een eigen, niet openbaar toegankelijke weg bevindt, ten onrechte geen bouwwerken ten behoeve van de ontsluiting mogen worden opgericht, wat in het verleden wel was toegestaan. Volgens [appellante] gaat dit verbod verder dan dat de raad heeft beoogd, omdat die mogelijkheid er niet aan in de weg staat dat die gronden als ontsluitingsweg kunnen worden blijven gebruikt.
8.1.    Aan de meest oostelijk gelegen strook grond van [appellante] met een breedte van gemiddeld ongeveer 8,5 m en een lengte van ongeveer 150 m is naast de bestemming "Gemengd" de aanduiding "ontsluiting" toegekend. Feitelijk is daar ook een ontsluitingsweg aanwezig. Deze weg verschaft toegang tot de gronden aan de Stationsweg 9, 11, 11A en 13 en de Kruisakker 6 en 8.
Artikel 8.1.1, aanhef en onder k van de planregels, in samenhang gelezen met artikel 8.2.1, aanhef en onder d, van de planregels, bepaalt dat de gronden ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" uitsluitend zijn bestemd voor een ontsluitingsweg waar geen gebouwen en bouwwerken die geen gebouwen zijn mogen worden gebouwd.
8.2.    Op de zitting heeft de raad te kennen gegeven dat hij met de regeling heeft willen waarborgen dat de weg als ontsluiting gebruikt kan blijven worden. Volgens de raad is het niet de bedoeling om ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting" bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de ontsluiting, uit te sluiten. Omdat de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiervoor aanleiding hebben gegeven, is het bestreden besluit wat betreft dit onderdeel in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
Het betoog slaagt.
De gebiedsaanduiding "overige zone - attentiegebied ecologische hoofdstructuur".
9.       [appellante] betoogt dat aan een deel van haar gronden ten onrechte de aanduiding "overige zone - attentiegebied ecologische hoofdstructuur" (hierna: "overige zone - attentiegebied EHS") is toegekend.
Zij voert daartoe aan dat de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: de IOV) deze aanduiding niet (langer) kent en dat deze aanduiding daarmee dus niet in overeenstemming is. In dit verband wijst [appellante] erop dat haar gronden op de kaart bij de IOV, in de versie die gold op 1 oktober 2022, niet zijn aangewezen voor "Natuur Netwerk Brabant" en ook niet voor "attentiezone waterhuishouding". Gelet hierop is het volgens haar onzorgvuldig dat deze aanduiding, anders dan bijvoorbeeld de aanduiding "overige zone - behoud en herstel van watersystemen", die in het ontwerpplan nog wel was opgenomen maar in het vastgestelde plan niet meer, in het plan is opgenomen.
Daarnaast wijst [appellante] er in dat verband op dat in het bestemmingsplan "Buitengebied Nuenen", dat op 1 november 2018 door de raad is vastgesteld, de aanduiding "overige zone - attentiegebied EHS" niet is toegekend aan de gronden tussen het plangebied en de beek De Kleine Dommel. Dit betekent dat die aanduiding alleen geldt voor een kleine strook van haar gronden met een breedte van 3 m. Hierdoor is de bescherming van de ecologische hoofdstructuur van De Kleine Dommel reeds teniet gedaan, aldus [appellante]. Gelet hierop dient de aanduiding op haar gronden volgens haar geen doel meer en is de handhaving daarvan onevenredig.
Verder voert [appellante] aan dat het toetsingskader van de vergunningverlening in artikel 29.3 van de planregels onduidelijk is.
9.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de regeling die hoort bij de aanduiding "overige zone - attentiegebied EHS" voortkomt uit de IOV en de beleidsregels van het waterschap De Dommel. De raad wijst erop dat na afstemming met het waterschap is besloten de aanduiding te handhaven, omdat deze bijdraagt aan de ecologische hoofdstructuur van de beek De Kleine Dommel. Verder brengt de raad naar voren dat het bestemmingsplan "Buitengebied Nuenen", dat van toepassing is op de gronden tussen het plangebied en de beek De Kleine Dommel, een andere systematiek kent. De gronden tussen de gronden van [appellante] en De Kleine Dommel zijn in dat plan bestemd als "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschappelijke waarden". Deze bestemming waarborgt wel hetzelfde beschermingsniveau als de aanduiding "overige zone - attentiegebied EHS" in het onderhavige plan, aldus de raad.
9.2.    Aan een strook van de meest westelijk gelegen gronden van [appellante] is de aanduiding "overige zone - attentiegebied EHS" toegekend. Die strook grond is ongeveer 3 m breed en 85 m lang.
Ingevolge artikel 29.3.1 van de planregels mogen ter plaatse van deze aanduiding geen fysieke ingrepen worden uitgevoerd met een negatief effect op de waterhuishouding van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.
9.3.    De Afdeling stelt vast dat de gronden waaraan in het plan de aanduiding "overige zone - attentiegebied EHS" is toegekend in de ten tijde van de vaststelling van het plan geldende IOV (geconsolideerde versie van 16 november 2021) zijn aangewezen voor "Natuur Netwerk Brabant" en "Attentiezone waterhuishouding". Overigens, voor zover [appellante] heeft verwezen naar de versie van 1 oktober 2022 van de IOV zijn, nog daargelaten dat die versie van na het vaststellingsbesluit is, ook in die versie de aanduidingen "Natuur Netwerk Brabant" en "Attentiezone waterhuishouding" voor die gronden opgenomen. De Afdeling volgt [appellante] dus niet in haar betoog dat de aanduiding "overige zone - attentiegebied EHS" in zoverre niet strookt met de IOV. Overigens gelden deze aanduidingen in de Omgevingsverordening Noord-Brabant (geconsolideerde versie van 1 januari 2025) nog steeds voor die gronden van [appellante].
Voor zover [appellante] erop heeft gewezen dat de gronden tussen het plangebied en de beek De Kleine Dommel op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Nuenen" niet zijn aangeduid als "overige zone - attentiegebied EHS", overweegt de Afdeling dat de raad op de zitting onweersproken heeft toegelicht dat de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschappelijke waarden" die die gronden blijkens dat plan hebben, hetzelfde beschermingsniveau waarborgt als de aanduiding "overige zone - EHS".
Gelet op hetgeen de Afdeling hiervoor heeft overwogen ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de aanduiding "overige zone - attentiegebied EHS" niet aan de gronden van [appellante] heeft kunnen toekennen.
Verder heeft [appellante] de stelling dat het toetsingskader voor de vergunningverlening in artikel 29.3 van de planregels onduidelijk is, op geen enkele wijze onderbouwd.
Het betoog slaagt niet.
De aanduiding "milieuzone-geurzone".
10.     [appellante] betoogt dat door het toekennen van de aanduiding "milieuzone - geurzone" aan een deel van haar gronden waaraan ook de aanduiding "bedrijfswoning" is toegekend, haar bouw- en gebruiksmogelijkheden onevenredig worden beperkt. [appellante] voert aan dat de raad ten onrechte niet heeft gemotiveerd waarom een geurzone van 50 m wordt gehanteerd en waarom het noodzakelijk is dat binnen deze zone geen geurgevoelige objecten mogen worden gerealiseerd.
10.1.  Aan een klein deel van de meest noordoostelijk gelegen gronden van [appellante] is de aanduiding "milieuzone - geurzone" toegekend. Uit de plantoelichting blijkt dat de geurzone wordt gehanteerd ten behoeve van een overstort, gelegen ten zuiden van het spoor.
Artikel 29.1.1 van de planregels luidt als volgt:
"Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd."
10.2.  De raad heeft op de zitting erkend dat bij het toekennen van de aanduiding ten onrechte een geurzone van 50 m tot de overstort is gehanteerd. Volgens de raad moet in plaats daarvan een geurzone van 30 m worden aangehouden. Aangezien de gronden van [appellante] zich buiten een zone van 30 m van de overstort bevinden, betekent dit dat de aanduiding "milieuzone - geurzone" ten onrechte aan haar gronden is toegekend. Omdat de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiervoor aanleiding hebben gegeven, is het bestreden besluit wat betreft dit onderdeel in strijd met artikel 3:2 van de Awb met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
Het betoog slaagt.
Conclusie.
11.     Gelet op wat de Afdeling onder 6.1, 8.2 en 10.2 heeft overwogen is het besluit van de raad van 17 februari 2022 in strijd met de rechtszekerheid en artikel 3:2 van de Awb vastgesteld.
12.     Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling met toepassing van artikel 8:51d van de Awb de raad opdragen om binnen 20 weken na verzending van deze uitspraak de gebreken te herstellen. De raad dient daartoe het plan en vaststellingsbesluit met elkaar in overeenstemming te brengen, bijvoorbeeld door:
-         aan de gronden, kadastraal bekend gemeente Nuenen, sectie C, nummer 3892, de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - autobeklederij" toe te kennen;
-         ter plaatse van de gronden van [appellante] met de bestemming "Gemengd" en de aanduiding "ontsluiting" bouwwerken ten behoeve van de ontsluiting toe te staan;
-         de aanduiding "geurzone - milieuzone" te verwijderen van de gronden van [appellante].
Afdeling 3.4 van de Awb hoeft niet opnieuw te worden toegepast.
13.     De raad moet de Afdeling en [appellante] de uitkomst meedelen en het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen.
14.     Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 27 maart 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:1174, onder 25.4), blijft op een nieuw besluit het recht, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
Proceskosten
15.     In de einduitspraak zal worden beslist over de vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten op om binnen 20 weken na verzending van deze tussenuitspraak:
-         met inachtneming van wat onder 6.1, 8.2, 10.2 en 12 is overwogen het gebrek in het besluit van 17 februari 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Eeneind 2018" te herstellen; en
-         de Afdeling en [appellante] de uitkomst mede te delen en het nieuwe besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, en mr. J.M.L. Niederer en mr. A.B. Blomberg, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.E.H.J. Vollaers, griffier.
w.g. Minderhoud
voorzitter
w.g. Vollaers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2025
880-1140
BIJLAGE
Bestemmingsplan "Eeneind 2018"
Artikel 8 Gemengd
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.       bedrijven die zijn opgenomen in de bedrijvenlijst (zie bijlage 1 bij de regels), met dien verstande dat:
1.       ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' uitsluitend bedrijven uit categorie 2, 3.1 en 3.2 zijn toegestaan;
2.       in afwijking van de onder 1 toegestane categorieën van bedrijven zijn bestaande, legaal gevestigde bedrijven van een andere categorie dan aangeduid en toegestaan, eveneens toegestaan;
b.       dienstverlening;
c.       horeca van categorie 3 en horeca in de vorm van café en/of zaalaccomodatie ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
d.       kantoren;
e.       detailhandel, uitsluitend zoals omschreven in artikel 8.4.3
f.        internethandel, uitsluitend zoals omschreven in artikel 8.4.4;
g.       een autobeklederij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - autobeklederij';
h.       een caravanstallingen daarmee vergelijkbare stalling van voer- en vaartuigen, uitsluitend zoals omschreven in artikel 8.4.5
i.        één bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
j.        één woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
k.       ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', uitsluitend een ontsluitingsweg;
l.        instandhouding, bescherming en herstel van de (aanwezige) cultuurhistorische waarden van een pand ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
met daaraan ondergeschikt:
1.       showrooms;
2.       tuinen en erven;
3.       parkeervoorzieningen, conform het bepaalde in artikel 33.3
4.       groenvoorzieningen;
5.       water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
6.       nutsvoorzieningen.
8.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 33.2.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Op de voor 'Gemengd' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
a.       gebouwen voor de in artikel 8.1 genoemde bestemming;
b.       de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde;
c.       bijgebouwen bij (bedrijfs)woningen;
d.       uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', waar geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd.
Artikel 29 Algemene aanduidingsregels
29.1 milieuzone - geurzone
29.1.1 Algemeen
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen nieuwe geurgevoelige objecten worden gebouwd.
29.1.2 Afwijkingsbevoegdheid geurzone
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29.1.1:
a.       indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, of
b.       indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden.
29.3 overige zone - attentiegebied ecologische hoofdstructuur
29.3.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - attentiegebied ecologische hoofdstructuur' mogen geen fysieke ingrepen worden uitgevoerd met een negatief effect op de waterhuishouding van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.
29.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de voor 'overige zone - attentiegebied ecologische hoofdstructuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.       het verzetten van grond van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 60 centimeter beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist op grond van de Ontgrondingenwet;
b.       de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een bestaande drainage;
c.       het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwaterontrekkingen;
d.       het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m2, anders dan een bouwwerk.
Het hiervoor gestelde is niet van toepassing voor:
a.       normale onderhoudswerkzaamheden;
b.       werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
c.       werken en/of werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
De werken of werkzaamheden als hiervoor bedoeld zijn slechts toelaatbaar indien daarover vooraf advies wordt ingewonnen bij het betreffende waterschap.