ECLI:NL:RVS:2025:2896

Raad van State

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
202501917/1/V3 en 202501917/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na vertrek vreemdeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening. De appellant had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 5 februari 2025 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de appellant op 26 maart 2025 ongegrond. Hierop heeft de appellant, vertegenwoordigd door mr. M. van Werven, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De minister heeft in het hoger beroep laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken en dat er geen contact meer is met hem. De Afdeling concludeert hieruit dat de vreemdeling geen bescherming meer in Nederland zoekt, waardoor hij geen belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep. Dit leidt tot de beslissing dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is openbaar gedaan op 30 juni 2025, waarbij mr. H.G. Sevenster als voorzieningenrechter en mr. A.A. Snijders als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202501917/1/V3 en 202501917/2/V3.
Datum uitspraak: 30 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 maart 2025 in zaak nr. NL25.5541 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 5 februari 2025 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 26 maart 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M. van Werven, advocaat in Gouda, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een nader stuk ingediend, waarop de gemachtigde van appellant heeft gereageerd.
Overwegingen
1.       De minister heeft de Afdeling laten weten dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling heeft op verzoek van de Afdeling laten weten dat zij geen contact meer met hem heeft. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt. Aangezien de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt, heeft hij geen belang meer bij een beoordeling van zijn hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Snijders
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 juni 2025
279