ECLI:NL:RVS:2025:2902

Raad van State

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
BRS.25.000063
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.J.M. Ristra-Peeters
  • S. Nederhoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vrijheidsontnemende maatregel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 januari 2025. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 8 december 2024 aan betrokkene was opgelegd, voor een deel onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep van betrokkene gegrond voor zover het betrekking had op de tenuitvoerlegging van de maatregel tot en met 2 januari 2025 en droeg de minister op om betrokkene schadeloos te stellen. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 juli 2025 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat de minister terecht in hoger beroep was gekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol gedurende een deel van de grensdetentie van betrokkene geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie was. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van betrokkene ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een juiste toepassing van de Opvangrichtlijn en de voorwaarden waaronder vrijheidsontneming kan plaatsvinden. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken om haar oordeel te onderbouwen, en concludeert dat er geen gronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, waardoor de eerdere beslissing van de rechtbank niet stand kan houden.

Uitspraak

BRS.25.000063
Datum uitspraak: 1 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 januari 2025 in zaak nr. NL25.564 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2024 heeft de minister betrokkene een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 17 januari 2025 heeft de rechtbank het met een kennisgeving vanwege de minister daartegen aanhangig gemaakte beroep, voor zover gericht tegen de tenuitvoerlegging van de maatregel tot en met 2 januari 2025, gegrond verklaard en voor het overige ongegrond, en de minister opgedragen betrokkene schadeloos te stellen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.        De minister komt terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol onder de omstandigheden gedurende een deel van de grensdetentie van betrokkene geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie was in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn en dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie daarom onrechtmatig was. De Afdeling verwijst naar haar uitspraken van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258, en 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:789.
1.1.        De grief slaagt.
2.        Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en de Afdeling ook ambtshalve geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.        vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 januari 2025 in zaak nr. NL25.564;
III.        verklaart het beroep ongegrond;
IV.        wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. Ristra-Peeters
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 juli 2025
918