ECLI:NL:RVS:2025:2932
Raad van State
- Hoger beroep
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 december 2024. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van betrokkene, die was vertegenwoordigd door mr. M.M. Volwerk, gegrond verklaard voor zover het ging om de tenuitvoerlegging van een vrijheidsontnemende maatregel die op 20 november 2024 was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de tenuitvoerlegging van de maatregel onrechtmatig was, omdat het Justitieel Complex Schiphol op dat moment geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was volgens de Opvangrichtlijn. De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
Tijdens de behandeling van het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de grief van de minister slaagt. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank, omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en er ook geen reden is om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het beroep van betrokkene wordt daarom alsnog ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 juli 2025.