202401024/1/R3.
Datum uitspraak: 2 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend in Hengelo,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Hengelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 december 2023 heeft raad het bestemmingsplan ‘Meander Noord’ gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant A] en [appellant B] hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2025, waar [appellant A] en [appellant B], vertegenwoordigd door mr. N. Baas, en de raad, vertegenwoordigd door M. Brummelhuis, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 25 augustus 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan maakt de bouw van 110 woningen in het woongebied Meander Noord mogelijk. Een bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan is het Groenplan "Dalmeden" (hierna: het groenplan). Dat plan ziet op het tot grotere en bredere eenheden bundelen van smalle strookjes ‘groen’ in de omgeving van het plangebied. Een deel van het perceel van [appellant A] en [appellant B] was in dat groenplan opgenomen. Het college van burgemeester en wethouders heeft dit gedeelte inmiddels verwijderd uit het groenplan.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Bespreking beroepsgrond
4. [appellant A] en [appellant B] betogen dat zij als gevolg van het groenplan worden beperkt in hun gebruiksmogelijkheden. Zij voeren aan dat het groenplan een foutieve weergave van de situatie bevat, doordat hun perceel ten onrechte gedeeltelijk daarin is opgenomen.
Dat het perceelsgedeelte van [appellant A] en [appellant B] blijkens een brief van het college van 11 april 2024 uit het groenplan is verwijderd, verandert niets aan het feit dat het bestemmingsplan inmiddels is vastgesteld met de onjuiste opname van het betreffende deel van hun perceel in het groenplan. Het bestemmingsplan bevat hierdoor ernstige gebreken, waardoor dat plan juridisch en planologisch niet houdbaar is, aldus [appellant A] en [appellant B].
4.1. Het groenplan is een bijlage van de toelichting van het bestemmingsplan. Aan een plantoelichting komt geen bindende betekenis toe. Verder maakt het perceel van [appellant A] en [appellant B] geen deel uit van het plangebied van het bestemmingsplan en wordt in de planregels ook niet naar het groenplan verwezen. Ook langs die weg heeft het groenplan derhalve geen bindende betekenis voor [appellant A] en [appellant B]. Het betoog mist feitelijke grondslag.
Het betoog slaagt niet.
4.2. De raad heeft overigens op de zitting toegezegd dat wanneer de hoofdgroenstructuur, waarin het groenplan op zal gaan, zal worden vastgesteld, het perceel van [appellant A] en [appellant B] daarvan geen deel zal uitmaken.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van J.M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025