202403901/1/R3.
Datum uitspraak: 2 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in Noordwijk,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2023 heeft het college een besluit tot vaststelling van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder (hierna: de Wgh) genomen voor toekomstige woningen binnen het plangebied van het bestemmingsplan "Van de Mortelstraat - Gooweg". Dit bestemmingsplan is op 25 april 2024 vastgesteld.
Tegen het besluit hogere waarden heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2025, waar [appellante], en het college, vertegenwoordigd door mr. M. van der Velden en I. Woei, beiden van de Omgevingsdienst West-Holland, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet geluid Omgevingswet in werking getreden. Zoals in de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5198, is overwogen, blijft op een besluit tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in zones langs wegen - behoudens provinciale wegen - het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit onherroepelijk is. Maar dan moet die hogere waarde wel zijn vastgesteld ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd vóór het tijdstip van inwerkingtreding van die wet. De hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zijn vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Van de Mortelstraat - Gooweg" waarvan het ontwerp op 22 juni 2023 ter inzage is gelegd. Dat betekent dat zowel op de beroepsprocedure tegen het bestemmingsplan als op het besluit tot vaststelling van de hogere waarden het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Wet geluidhinder, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Bespreking beroepsgronden
Belanghebbendheid
2. Het college stelt zich op het standpunt dat [appellante] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit, omdat het niet aannemelijk is dat zij ter plaatse van het perceel waarop zij woont, op ongeveer 483 meter van het plangebied, gevolgen van enige betekenis zal ondervinden.
3. In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
3.1. Het besluit tot vaststelling van hogere waarden is een noodzakelijke voorwaarde om de bouw van de in het plan voorziene woningen mogelijk te maken. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 27 mei 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI4973) zijn bij een dergelijk besluit rechtstreeks de belangen betrokken van ieder persoon die door de realisering van de voorgenomen activiteit rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt. 3.2. Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, kijkt de Afdeling naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Zij bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
3.3. [appellante] woont op ongeveer 500 meter afstand van het plangebied. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat [appellante] feitelijke gevolgen van enige betekenis zal ondervinden als gevolg van de ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt. De afstand van de woning van [appellante] tot het plangebied acht de Afdeling daarvoor te groot. [appellante] is daarom geen belanghebbende bij het besluit tot vaststelling hogere waarden.
3.4. Het beroep van [appellante] is daarom niet-ontvankelijk.
4. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van J.M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025