ECLI:NL:RVS:2025:2949

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
202403798/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan herontwikkeling Van de Mortelstraat-Gooweg in Noordwijk

Op 2 juli 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan 'Van de Mortelstraat-Gooweg' in Noordwijk. Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Noordwijk op 25 april 2024, voorziet in de herontwikkeling van het terrein van het voormalige hoofdkantoor van het Zilveren Kruis aan de Van de Mortelstraat 4. Het plan maakt de bouw van 116 woonappartementen mogelijk, waarbij het bestaande kantoorgebouw gesloopt zal worden. Tevens blijft het parkeerterrein aan de overzijde van de Gooweg beschikbaar voor de nieuwe bewoners.

Een appellant, wonend in Noordwijk, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij vreest voor een onaanvaardbare hoge parkeerdruk in de omliggende woonwijk. Hij stelt dat de nieuwe bewoners en hun bezoekers geen gebruik zullen maken van het parkeerterrein, dat aan de overkant van een drukke weg ligt. De raad van de gemeente heeft in haar verweerschrift aangegeven dat het plan voldoet aan de Nota Parkeernormen 2020 en dat er voldoende parkeercapaciteit is om aan de parkeerbehoefte te voldoen.

De Afdeling heeft geoordeeld dat de beroepsgronden van de appellant niet slagen. De raad heeft voldoende gemotiveerd dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk en dat de belangen van de betrokkenen op een juiste wijze zijn afgewogen. De Afdeling heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard en de raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202403798/1/R3.
Datum uitspraak: 2 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Noordwijk,
appellant,
en
de raad van de gemeente Noordwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Van de Mortelstraat-Gooweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 april 2025, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.A.J. de Jong en M.C. van den Berg, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Achmea Real Estate, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 22 juni 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het plan voorziet in de herontwikkeling van het terrein van het voormalige hoofdkantoor van het Zilveren Kruis aan de Van de Mortelstraat 4 te Noordwijk. Het plan maakt de bouw van 166 woonappartementen mogelijk. Om die bouw te realiseren zal het kantoorgebouw worden gesloopt. Het plan heeft ook betrekking op het parkeerterrein dat behoorde bij het kantoorgebouw aan de overzijde van de Gooweg, zodat het beschikbaar blijft als parkeerterrein voor de bewoners van de woonappartementen. [appellant] kan zich niet verenigen met dit plan. Hij vreest voor een onaanvaardbare hoge parkeerdruk in de omliggende woonwijk als gevolg van het plan.
Toetsingskader
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Bespreking beroepsgronden
Ontvankelijkheid
4. De raad stelt zicht op het standpunt dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit, omdat hij niet woont in, dan wel aangrenzend aan het plangebied. De raad stelt dat [appellant] geen gevolgen van enige betekenis zal ondervinden.
4.1. In het arrest van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7, heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak gedaan over de toegang tot de rechter bij besluiten die binnen de werkingssfeer vallen van artikel 6 van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van 25 juni 1998 (het Verdrag van Aarhus).
In de uitspraak van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, heeft de Afdeling tegen de achtergrond van dit arrest overwogen dat aan degene die bij een besluit geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, maar die tegen het ontwerpbesluit op basis van de hem in het nationale omgevingsrecht gegeven mogelijkheid wel een zienswijze heeft ingediend, in beroep niet zal worden tegengeworpen dat hij geen belanghebbende is.
4.2. De Afdeling stelt vast dat op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) een ieder de mogelijkheid is geboden om tegen het ontwerpbestemmingsplan zienswijzen in te dienen. [appellant] heeft van deze mogelijkheid ook gebruik gemaakt. Uit de uitspraak van 4 mei 2021 volgt dat, als hij geen belanghebbende zou zijn bij het ontwerpbestemmingsplan, dit niet aan hem kan worden tegengeworpen.
De Afdeling stelt vast dat het beroep van [appellant] ontvankelijk is. Of hij belanghebbende is bij het bestemmingsplan, kan in het kader van de ontvankelijkheid van zijn beroep in het midden worden gelaten.
Parkeerdruk
5. [ appellant] voert aan dat het plan leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk op de omgeving van het plangebied. De nieuwe bewoners en hun bezoekers zullen geen gebruik gaan maken van het parkeerterrein, nu dat terrein aan de overkant van een drukke, brede weg is gesitueerd. De contractuele verplichting die Achmea aan de huurders van de voorziene appartementen zal opleggen om te parkeren op bedoeld parkeerterrein, zal daar geen verschil in maken, aldus [appellant].
5.1. In het verweerschrift stelt de raad dat het plan voldoet aan de Nota Parkeernormen 2020 (hierna: de parkeernota) en dat met deze parkeercapaciteit volledig wordt voldaan aan de parkeerbehoefte die de te realiseren woningen met zich zal brengen. Daarnaast stelt de raad dat Achmea gebruiksvoorwaarden zal verbinden aan de huurcontracten, waardoor het voor de nieuwe bewoners ook vanzelfsprekend wordt om gebruik te maken van de parkeerplaatsen op de betreffende locatie.
5.2. Uit artikel 17.3.1 van de planregels volgt dat het wijzigen van het gebruik en/of het bebouwen van gronden slechts is toegestaan indien wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals die zijn neergelegd in de Nota parkeren 2020, of de opvolger daarvan. Aan het overgrote deel van terrein van het hoofdkantoor is naast de woonbestemming een tuinbestemming toegekend. Aan het terrein aan de overzijde van de Gooweg is een verkeersbestemming toegekend. Blijkens de bij die bestemmingen behorende bestemmingsomschrijvingen zijn daar parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemmingen in het plan toegestaan.
Niet in geschil is dat het plan voorziet in voldoende parkeercapaciteit op eigen terrein om te voorzien in de parkeerbehoefte. [appellant] vreest echter dat desondanks de bewoners in de nabijgelegen woonwijk zullen parkeren omdat dat dichterbij is en de Gooweg niet hoeft te worden overgestoken.
5.3. In deze procedure staat ter beoordeling of de parkeerbehoefte van het plan op aanvaardbare wijze kan worden afgewikkeld. Wanneer in de planregels is geborgd dat hiervoor voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zijn, mag de raad er in beginsel vanuit gaan dat het plan niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de omgeving van het plangebied. De situatie kan zich voordoen dat bewoners en bezoekers van bewoners toch hun auto elders parkeren. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het parkeren in de omgeving van het plangebied in zodanige mate plaats zal vinden dat dit tot problemen gaat leiden. Daarbij betrekt de Afdeling het volgende.
In de parkeernota zijn de maximaal wenselijke loopafstanden naar parkeerplaatsen opgenomen. Deze verschillen per parkeerzone. De in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling is gesitueerd in zone B. In die zone bedraagt de maximaal wenselijke loopafstand voor bewoners en hun bezoekers maximaal 200 meter, en voor werkenden maximaal 400 meter. Waar het betreft het bestaande parkeerterrein aan de overzijde van de Gooweg valt één van de voorziene woonblokken net buiten deze loopafstand van maximaal 200 meter tussen dat woonblok en dat parkeerterrein, maar de binnen de tuinbestemming voorziene parkeervoorzieningen vallen ruimschoots binnen die loopafstand van maximaal 200 meter.
Ook zal er een nieuw voetgangerspad in het ten westen van de Gooweg gelegen deel van het plangebied worden aangelegd naar de voetgangersoversteekplaats ter plaatse van de kruising Gooweg/Van der Mortelstraat-Van Berckelweg, waardoor de bewoners en hun bezoekers van de voorziene appartementen ook zullen worden geleid in de richting van het aan de overzijde van de Gooweg gelegen bestaande parkeerterrein.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het aan de overzijde van de Gooweg aanwezige bestaande parkeerterrein niet op een veilige wijze vanuit de in het plan voorziene woonblokken bereikbaar is, en dat parkeerterrein om die reden niet door bewoners en hun bezoekers van de voorziene appartementen voor het parkeren van hun auto zullen worden gebruikt.
Blijkens uitgevoerde parkeertellingen bedraagt de parkeerdruk in de omliggende straten circa 75%, hetgeen naar het oordeel van de raad een alleszins aanvaardbaar percentage is. In het rapport ‘Parkeren locatie Zilveren Kruis Noordwijk’ staat dat naar aanleiding van de zorgen over de parkeerdruk er nog een ‘Second opinion parkeeronderzoek gebiedsontwikkeling Zilveren Kruis locatie’ van 23 april 2024 opgesteld. Dit rapport geeft aan dat de parkeeroverlast in de omliggende straten beperkt zal zijn.
Tevens heeft de raad toegezegd dat er, indien er wel parkeeroverlast in de omliggende straten mocht optreden, de nodige passende maatregelen in de vorm van bijvoorbeeld het invoeren van eenrichtingsverkeer of het invoeren van een bepaald parkeerregime zullen worden genomen. Terzake zal binnen een half jaar na oplevering van de voorziene woningbouw - of eerder in geval van serieuze klachten van de bewoners van die wijk - een parkeerdrukmeting plaatsvinden in de buurt Boerenburg Oost.
Het betoog slaagt niet.
Alternatieve opties
6. [ appellant] voert verder aan dat er alternatieve mogelijkheden zijn, waarbij de druk op de parkeercapaciteit in de wijk niet zal toenemen. Hij noemt hierbij bouwen op beide tot het plangebied behorende percelen en op beide percelen parkeergelegenheid realiseren als een alternatieve oplossing.
6.1. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
De raad heeft in de nota van zienswijze gesteld dat het vastgestelde provinciale en gemeentelijke beleid (Omgevingsverordening provincie Zuid-Holland en bestemmingsplan Brongeest 2021) het bij recht niet toelaat om op de locatie van het parkeerterrein aan de overzijde van de Gooweg woningen te bouwen. Daarnaast leent dit parkeerterrein zich niet voor het voorziene type woningbouw. Daarnaast zal dit alternatieve plan leiden tot de realisatie van minder woningen. Daarom acht de raad dit alternatief geen uitvoerbare optie. Op de zitting heeft de raad daaraan nog toegevoegd dat het bestaande parkeerterrein zich bevindt in een landgoederenzone en dat het beleid van de provincie daar gericht is op het realiseren van een eco-zone, waarmee woningbouw zich niet verdraagt.
De raad heeft aldus het door [appellant] voorgestelde alternatief afgewogen bij de vaststelling van het plan en toereikend gemotiveerd waarom niet voor dat alternatief is gekozen.
Het betoog faalt.
Relativiteit
7. Omdat de beroepsgronden niet slagen, is de Afdeling niet ingegaan op de vraag of de relativiteit aan vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in de weg staat.
Conclusie
8. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
9. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van J.M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025