ECLI:NL:RVS:2025:2995

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
2 juli 2025
Zaaknummer
202203102/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
  • J.Th. Drop
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen schorsing procescertificaat asbestverwijdering VSM Asbestverwijdering B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van VSM Asbestverwijdering B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die de schorsing van het procescertificaat asbestverwijdering door Normec Certification B.V. heeft bevestigd. VSM had op 1 oktober 2020 asbesthoudend dakleer verwijderd met een torenkraan, maar een toezichthouder van de Omgevingsdienst regio Utrecht constateerde dat dit niet volgens de regels gebeurde. Normec besloot daarop het procescertificaat van VSM voor dertig dagen te schorsen. VSM was het hier niet mee eens en stelde dat zij in risicoklasse 1 had gewerkt, terwijl Normec en de rechtbank oordeelden dat dit in risicoklasse 2 was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat Normec bevoegd was om de schorsing op te leggen, omdat er drie categorie II-afwijkingen waren geconstateerd. De Afdeling oordeelde dat de schorsing evenredig was en dat VSM niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van VSM is ongegrond verklaard.

Uitspraak

202203102/1/A3.
Datum uitspraak: 2 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
VSM Asbestverwijdering B.V., gevestigd in Leiderdorp,
appellante,
tegen  de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 6 mei 2022 in zaken nrs. 22/545 en 22/544 in het geding tussen:
VSM
en
Normec Certification B.V.
Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2020 heeft Normec het procescertificaat asbestverwijdering van VSM voor een termijn van dertig dagen onvoorwaardelijk geschorst.
Bij besluit van 5 januari 2022 heeft Normec het door VSM daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 mei 2022 heeft de rechtbank het door VSM daartegen ingestelde beroep, voor zover in hoger beroep relevant, ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft VSM hoger beroep ingesteld.
Normec heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
VSM heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op de zitting van 19 mei 2025, waar VSM vertegenwoordigd door mr. T. Segers, advocaat in 's-Hertogenbosch, en [gemachtigde], directeur, en H.H. Swagers, deskundige, en Normec, vertegenwoordigd door mr. M. de Jong, advocaat in Kerkdriel, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       VSM is een bedrijf dat asbest verwijdert. Om dat te mogen doen heeft zij een procescertificaat asbestverwijdering van Normec. Op 1 oktober 2020 was VSM bezig om asbesthoudend dakleer van een bedrijfshal te verwijderen. Zij deed dat met de grijper/knijper van een torenkraan. Een toezichthouder van de Omgevingsdienst regio Utrecht die die dag langs kwam, vond deze manier van verwijderen niet volgens de regels. Deze toezichthouder heeft het werk van VSM stilgelegd en Normec hierover ingelicht. Normec heeft vervolgens onderzoek gedaan en is tot de conclusie gekomen dat VSM was afgeweken van de regels. Er zijn drie afwijkingen die behoren tot de zogenoemde categorie II. Normec heeft daarom het procescertificaat van VSM onvoorwaardelijk geschorst voor 30 dagen. Volgens de rechtbank mocht Normec dat doen. VSM is het daar niet mee eens.
In deze uitspraak zal de Afdeling beoordelen of VSM is afgeweken van de regels en of Normec de onvoorwaardelijke schorsing aan VSM mocht opleggen.
Normec heeft meegedeeld dat VSM asbest mag blijven verwijderen totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan.
Welke regels zijn aan de orde?
2.       De bepalingen van het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: Arbobesluit), de Arbeidsomstandighedenregeling en het daarbij behorende Certificatieschema staan in de bijlage, voor zover zij van belang zijn. Die bijlage hoort bij deze uitspraak.
Samengevat schrijven de regels voor dat als asbest moet worden verwijderd de risico’s moeten worden geïnventariseerd in een inventarisatierapport. Het asbestverwijderingsbedrijf moet in beginsel de werkwijze volgen uit het inventarisatierapport en ervoor zorgen dat de regels uit het Certificaatschema worden nageleefd. Als een asbestverwijderingsbedrijf dat niet doet kan de certificerende instelling onder meer het procescertificaat onvoorwaardelijk schorsen voor 30 dagen als zij tijdens de beoordeling op een projectlocatie drie of meer categorie II-afwijkingen constateert.
Welke rapporten zijn er?
3.       Voordat VSM de asbest in Vianen mocht verwijderen, moest zij de aanwezigheid ervan laten inventariseren. IDDS heeft dat voor VSM gedaan in het asbestinventarisatierapport van 10 juli 2020 (hierna: IDDS juli). Daarin staat dat het verwijderen van het dakleer valt onder risicoklasse 2.
Omdat VSM medewerkers minder wilde belasten, heeft zij SiAl gevraagd om een aangepaste rapportage. Op 9 september 2020 is een rapport verschenen (hierna: SiAl Meetstrategie), aangevuld op 10 september 2020 (hierna: SiAl september). Hierin beschrijft SiAl een andere manier waarop het dakleer kan worden verwijderd. Het gebruik van de torenkraan, ook wel Spieringskraan genoemd, komt daarin niet voor.
Naar aanleiding van het rapport van SiAl heeft IDDS op 15 september 2020 het inventarisatierapport verder aangevuld (hierna: IDDS september). Daarin staat dat de risicoklasse kan worden afgeschaald naar 1 als de werkzaamheden worden uitgevoerd volgens de werkwijze die in het rapport van SiAl Meetstrategie staat.
Nadat de toezichthouder de afwijkingen heeft geconstateerd, heeft VSM nog een aanvullende asbestinventarisatie laten uitvoeren. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het Rapport van Newton B.V. van 8 oktober 2020 (hierna: Newton rapport). Daarin staat dat geen asbestverontreinigingen en of restanten aanwezig zijn op de vloer van de gedeeltelijk gesloopte loods.      Tot slot heeft SiAl in opdracht van VSM onderzoek gedaan naar de methodiek voor het bepalen van de inadembare vezelconcentratie tijdens het verwijderen van asbesthoudende bitumen dakleer. In het Rapport van 19 oktober 2020 (hierna: SiAl oktober) staat dat de werkmethode met de torenkraan de voorkeur genoot en dat de grenswaarde voor asbestvezels in de lucht niet is overschreden.
Naast de rapporten heeft VSM voor de werkzaamheden ook een werkplan opgesteld. Het gebruik van een Spieringskraan of torenkraan komt daarin niet voor.
Wat heeft VSM aangevoerd tegen de uitspraak van de rechtbank?
4.       VSM is het niet eens met de aangevallen uitspraak van de rechtbank.
Zij voert aan dat Normec niet bevoegd was om handhavend op te treden. Normec mag dat alleen doen als volgens risicoklasse 2 de asbest wordt verwijderd en VSM heeft naar eigen zeggen in risicoklasse 1 gesaneerd. Daarvoor verwijst VSM naar het rapport SiAl oktober en het Newton rapport. Uit onder meer artikel 4.47 en artikel 4.47a van het Arbobesluit volgt volgens VSM dat er pas een risicoklasse 2 sanering is als komt vast te staan dat bij afwijking van de werkwijze meer asbestvezels in de lucht zijn dan toegestaan in artikel 4:46 van het Arbobesluit. Als VSM aan de aanvullende voorschriften en het Certificatieschema zou moeten voldoen, zou dat leiden tot onevenredige besluitvorming en rechtsonzekerheid.
Verder voert VSM aan dat geen sprake was van een onvoorzichtige behandeling van het dakleer omdat het niet mogelijk was om de werkzaamheden op een andere wijze uit te voeren. VSM heeft onder protest de afwijkingsformulieren ingevuld. De rechtbank heeft daarom ten onrechte betekenis toegekend aan de inhoud daarvan. De noodzaak voor een andere werkmethode, namelijk die met de torenkraan, is wel aangetoond. Bovendien is op de foto’s van de toezichthouder te zien dat het werkgebied nat was.
VSM betoogt dat er wel aanleiding was om de hardheidsclausule in dit geval toe te passen. Ook vindt zij het schorsingsbesluit onevenredig. Zij heeft gehandeld met de beste bedoelingen en bij de werkzaamheden is geen asbest vrijgekomen.
Tot slot voert VSM aan dat geen grondslag bestaat voor het opleggen van een schorsing omdat Normec de afwijkingen niet op de locatie van de bedrijfshal heeft geconstateerd maar na een bezoek aan het kantoor van VSM. Bij onderzoek op een vestigingslocatie kan alleen worden gehandhaafd als er zes categorie II-afwijkingen zijn. De rechtbank miskent ook het belang van het onderscheid tussen onderzoek op de vestigingslocatie en op de projectlocatie.
Wat is het oordeel van de Afdeling
5.       De Afdeling geeft VSM geen gelijk.
Hierna zal de Afdeling aan de hand van de gronden die VSM heeft aangevoerd toelichten waarom niet. Eerst zal de Afdeling beoordelen of Normec bevoegd is de sanctie op te leggen. Vervolgens komt de Afdeling toe aan de vraag of afwijkingsnummer 8523108 terecht is uitgeschreven. Daarna komt aan de orde waarom ook in dit geval sprake was van een overtreding op de projectlocatie. Tot slot zal de Afdeling ingaan op het betoog over de hardheidsclausule en de evenredigheid van het besluit.
Is Normec bevoegd om de sanctie op te leggen?
6.       De Afdeling oordeelt van wel. Zij is het eens met het oordeel van de rechtbank dat VSM het asbesthoudende dakleer van de bedrijfshal saneerde in risicoklasse 2. Daarvoor acht de Afdeling het volgende van belang. De indeling in een risicoklasse is van belang voor de door de werkgever te nemen veiligheidsmaatregelen voor, tijdens en na de werkzaamheden. Alleen een gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf mag de risicoklasse bepalen. Het bepalen van de risicoklasse kan aan de hand van de genormaliseerde methode, protocollen of een validatie-onderzoek met een methode die aantoonbaar een gelijkwaardig resultaat en zekerheid oplevert. Voor onder meer het verwijderen van asbesthoudende producten uit bouwwerken moet de inventarisatie plaatsvinden voordat met de werkzaamheden wordt begonnen. De resultaten van het bepalen van de risicoklasse staan in een zogenoemd asbestinventarisatierapport.
Volgens het asbestinventarisatierapport IDDS juli is het weghalen van de asbest van het dakleer in de loods ingedeeld in risicoklasse 2, volgens het aanvullende asbestinventarisatierapport IDDS september kan de asbest alleen volgens de lagere risicoklasse 1 worden verwijderd als dat wordt gedaan met de werkmethode genoemd in het rapport SiAl Meetstrategie. Niet in geschil is dat VSM een andere werkmethode heeft gevolgd dan genoemd in dat laatste rapport. VSM heeft dus niet voldaan aan de voorwaarde voor afschaling naar de lagere risicoklasse 1 die in het asbestinventarisatierapport IDDS september is genoemd.
Het betoog van VSM dat het Arbobesluit de mogelijkheid openlaat dat met behulp van een andere werkmethode dan die in het rapport SiAl Meetstrategie wordt genoemd, in risicoklasse 1 kan worden gesaneerd, volgt de Afdeling niet. Inschaling in risicoklasse 1 omdat de grenswaarde uit artikel 4.46 van het Arbobesluit bij de uitgevoerde werkzaamheden niet is overschreden, miskent dat de inschaling in een risicoklasse moet gebeuren voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd. Een inschaling vooraf komt overeen met het doel van de regeling, namelijk verspreiding van asbestvezels zoveel mogelijk verlagen om zo de gezondheid en veiligheid van onder meer de werknemers te bevorderen. Dat ook tijdens de werkzaamheden de hoeveelheid asbestvezels in de lucht moet worden gemeten, is om te controleren of de asbestvezelemissie niet hoger is dan die van de vooraf ingeschaalde risicoklasse. Deze controle betekent niet dat alleen sprake is van een risicoklasse 2 sanering als ook tijdens de werkzaamheden sprake is van een concentratie asbestvezels in de lucht boven de grenswaarde van risicoklasse 1. De risicoklasse uit het asbestinventarisatierapport moet volgens het Arbobesluit bovendien als ondergrens worden gehanteerd. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de risicoklasse uit de asbestinventarisatie leidend is en niet de hoeveelheid asbestvezels die na de werkzaamheden is aangetroffen.
Verder kan een afschaling naar risicoklasse 1 voorafgaand aan de werkzaamheden alleen als die risicoklasse in een asbestinventarisatierapport is bepaald. Dat volgt uit artikel 4.54a, tweede lid, van het Arbobesluit. Zowel het rapport SiAl Meetstrategie als het rapport SiAl oktober, waarnaar VSM verwijst, zijn geen asbestinventarisatierapporten als bedoeld in het Arbobesluit. SiAl heeft namelijk geen procescertificaat asbestinventarisatie en is dus niet een gecertificeerd asbestinventarisatiebedrijf. Dat is voor het bepalen van de risicoklasse en het vastleggen daarvan in een asbestinventarisatierapport wel nodig. Alleen al om die reden kon niet op grond van die rapporten de risicoklasse worden verlaagd naar 1. Het Newton rapport is weliswaar een asbestinventarisatierapport, maar het is een aanvullend rapport op dat van IDDS september. Zoals hiervoor vermeld, zijn in dat laatste rapport de werkzaamheden ingeschaald in risicoklasse 2 en is afschaling naar risicoklasse 1 alleen mogelijk geacht als het werk op een bepaalde manier zou worden uitgevoerd, wat niet is gedaan. In het Newton rapport zelf staat ook dat het gaat om een sanering in risicoklasse 2. Dat in het Newton rapport is vastgesteld dat er op het moment van de meting geen asbestemissie was, maakt niet dat er vooraf al van een lagere risicoklasse kan worden uitgegaan. Omdat dat rapport pas na het stilleggen van de werkzaamheden op 1 oktober 2020 is opgesteld, kan het niet worden aangemerkt als een asbestinventarisatierapport waarin de risicoklasse voor de nog uit te voeren werkzaamheden is bepaald. Er was dus bij het begin van de werkzaamheden geen asbestinventarisatierapport waarin stond dat die volgens risicoklasse 1 konden worden uitgevoerd. Anders dan VSM betoogt, heeft Normec dat standpunt voldoende gemotiveerd. Wat VSM heeft aangevoerd over de getroffen bronmaatregelen en of Normec uit mocht gaan van de mededelingen van de toezichthouder daarover, wat daar verder ook van zij, doet er in dit verband daarom niet toe.
Omdat de asbest moest worden gesaneerd in risicoklasse 2, was Normec bevoegd te toetsen aan het Certificatieschema.
Mocht Normec de categorie II-afwijking 8523108 uitschrijven?
7.       De Afdeling beantwoordt deze vraag met ja.
Afwijking 8523108 gaat over het voorzichtig behandelen van asbesthoudend materiaal en het nemen van bronmaatregelen om asbestemissie zoveel mogelijk te voorkomen. De verplichting om dat te doen staat in artikel 43, vierde lid, van het Certificatieschema.
De toezichthouder heeft op 1 oktober 2020 gezien dat het asbesthoudende dakleer met een torenkraan met grijper/knijper kapot werd getrokken. Daarna liet de kraanmachinist de losgebroken asbesthoudende delen vanaf hoogte naar beneden vallen in de bedrijfshal. In de bedrijfshal lag een groot deel van de vloeroppervlakte bezaaid met zwaar beschadigd asbesthoudend dakleer. Binnen vonden er werkzaamheden plaats waarbij het asbesthoudende dakleer werd gescheiden van het staal en isolatiemateriaal. Ook langs de buitengevel van het pand waar de torenkraan stond, lag het bezaaid met zwaar beschadigd asbesthoudend dakleer, aldus de toezichthouder.
Onbestreden is dat VSM de werkzaamheden in afwijking van de werkmethode genoemd in het rapport SiAl Meetstrategie heeft uitgevoerd met de grijper van een torenkraan en dat de kapotte delen van het asbesthoudende dak niet met de grijper in de container op de grond zijn gelegd maar naar beneden zijn gevallen. Met de rechtbank oordeelt de Afdeling dat Normec terecht het standpunt heeft ingenomen dat het van hoogte naar beneden laten vallen van asbesthoudend materiaal niet als voorzichtig behandelen van dat materiaal kan worden aangemerkt. Dat in het rapport SiAl oktober staat dat het van binnenuit machinaal saneren, zoals met een torenkraan, tot aanzienlijke risicoverlaging kan leiden, doet daar niet aan af. Daarmee is namelijk niet aannemelijk gemaakt dat het asbesthoudende materiaal naar beneden laten vallen in plaats van het met de grijper in een container op de grond brengen, een voorzichtige behandeling van het materiaal is. Ook het gegeven dat in dat rapport staat dat op het moment van de meting, 13 oktober 2020, er geen asbestvezelemissie was, leidt er niet toe dat de asbesthoudende materialen eerder voorzichtig zijn behandeld. Dat het van boven laten vallen van het asbesthoudende materiaal op 1 oktober 2020 nodig was vanwege het instortingsgevaar van het dak en een harde wind, heeft VSM naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt. Zoals de gemachtigde van Normec op de zitting heeft verklaard, zou het bovendien bij een dergelijke noodsituatie op de weg liggen van VSM om hierover een melding te doen bij Normec. Dat heeft VSM niet gedaan.
Over het nemen van bronmaatregelen om de verspreiding van asbest zoveel mogelijk te voorkomen, heeft de rechtbank terecht overwogen dat Normec voldoende heeft vastgesteld dat die ontbraken op 1 oktober 2020. De toezichthouder heeft geconstateerd dat VSM bij het verwijderen van het asbest geen bronafzuiging of bevochtiging heeft toegepast. VSM heeft daarover verklaard dat zij niet wist dat dat nodig was en dat zij in het vervolg een waterspuit zal gebruiken. Dat VSM deze verklaring, naar zij stelt, onder protest heeft afgelegd, is onvoldoende om de constateringen van de toezichthouder te weerleggen. Normec mocht ook uitgaan van de constatering van de toezichthouder dat geen bronmaatregelen zijn genomen. Op de door VSM overgelegde foto’s is niet te zien dat VSM tijdens de werkzaamheden bronbevochtiging toepast. VSM heeft ook niet anderszins aannemelijk gemaakt dat de constatering van de toezichthouder onjuist is.
Het betoog slaagt niet.
Heeft Normec de afwijkingen geconstateerd tijdens de beoordeling op een projectlocatie?
8.       VSM bestrijdt niet meer dat Normec ook de andere twee categorie II-afwijkingen mocht uitschrijven. Als er drie categorie II-afwijkingen zijn, mag Normec het procescertificaat onvoorwaardelijk schorsen voor 30 dagen als de beoordeling op een projectlocatie heeft plaatsgevonden. Dat staat in artikel 70, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Certificatieschema.
8.1.    De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat in dit geval sprake was van een beoordeling op de projectlocatie. De volgende redenen zijn daarvoor van belang.
Projectlocatie is in het Certificatieschema gedefinieerd als adres waar de asbestinventarisatie of asbestverwijdering plaatsvindt. Gezien deze definitiebepaling moet de afwijking worden vastgesteld op de locatie waar de werkzaamheden op dat moment plaatsvinden. Verder volgt uit de bepaling dat de certificerende instelling de afwijking heeft geconstateerd, maar niet dat daarvoor nodig is dat een toezichthouder van uitsluitend die instelling de afwijking moet hebben gezien. De Afdeling oordeelt dat een redelijke uitleg van artikel 70, vijfde lid, aanhef en onder a, van het Certificatieschema met zich brengt dat de afwijking kan zijn vastgesteld door een andere toezichthouder dan de certificerende instelling. Deze uitleg doet recht aan de bedoeling van de regelgeving dat bij drie afwijkingen op projectlocatie handhavend moet kunnen worden opgetreden.
8.2.    Op 1 oktober 2020 heeft de toezichthouder van de Omgevingsdienst regio Utrecht op de projectlocatie geconstateerd dat VSM het asbesthoudende dakleer niet verwijderde volgens de werkmethode van risicoklasse 2. Hij heeft het werk daarom laten stilleggen. De afwijking is dus op de projectlocatie vastgesteld. Dat Normec dat niet zelf heeft gedaan, ook niet nadat zij op 5 oktober 2020 de mededeling van de toezichthouder had ontvangen over de stillegging maakt in dit geval niet uit. Dat Normec voor haar onderzoek een bezoek heeft gebracht aan het kantoor van VSM, betekent ook niet direct dat geen sprake was van een beoordeling op projectlocatie. Normec heeft gesteld dat een onderzoek op kantoorlocatie alleen plaatsvindt voor administratieve overtredingen. Normec heeft geen afwijkingen uitgeschreven wegens administratieve overtredingen.
Is het schorsingsbesluit evenredig?
9.       Op de zitting bij de Afdeling heeft VSM een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Zij heeft gewezen op een ander besluit van Normec waarin het nieuwe standpunt van de certificerende instellingen is vastgelegd. Dat standpunt houdt in dat als een risicoklasse 1-sanering door een handeling of nalaten wordt beheerst door risicoklasse 2 nog maar twee afwijkingen worden uitgeschreven. VSM stelt dat dat ook in dit geval moet worden toegepast. De Afdeling ziet geen aanleiding om dit betoog buiten de beoordeling te laten. Zij ziet dit als een nadere argumentatie van de eerder door VSM aangevoerde grond. Normec mag op de hoogte worden geacht van de zaak en het daarin verwoorde nieuwe standpunt.
9.1.    De Afdeling ziet in wat VSM heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat handhavend optreden in dit geval onevenredig is. Het schorsingsbesluit is geschikt om het doel van de naleving van de asbestregelgeving en daarmee de bevordering van de gezondheid en veiligheid, te bereiken. Normec mocht zich op het standpunt stellen dat het schorsingsbesluit in dit geval noodzakelijk en evenwichtig is. Ook als VSM de beste bedoelingen heeft gehad met de manier waarop zij te werk is gegaan, leidt dat niet tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Dat VSM inmiddels met de torenkraan mag werken, is ook geen grond om van handhaving af te zien omdat daarbij, anders dan tijdens de werkzaamheden is gebeurd, de grijper van de torenkraan het asbesthoudende materiaal niet van boven mag laten vallen. De omstandigheden dat achteraf geen asbestvezelemissie is gevonden en dat de afwijkingen zijn terug te voeren tot één incident leiden evenmin tot het oordeel dat de schorsing onredelijk bezwarend is voor VSM.
Het beroep van VSM op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Het nieuwe standpunt van Normec ziet op de gevallen waarin volgens een asbestinventarisatierapport mocht worden gesaneerd in risicoklasse 1 maar door een handeling of nalaten tijdens de werkzaamheden werd gesaneerd in risicoklasse 2. Daarvan was in dit geval geen sprake. Zoals hiervoor is overwogen, moest VSM saneren in risicoklasse 2.
Gezien al deze omstandigheden heeft de rechtbank ook terecht geoordeeld dat Normec zich op het standpunt mocht stellen dat VSM geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 73 van het Certificatieschema heeft aangevoerd. Normec hoefde de hardheidsclausule dus niet toe te passen.
9.2.    Op de zitting bij de Afdeling is het tijdsverloop aan de orde gekomen. Dat er geruime tijd zit tussen het besluit op bezwaar en de behandeling van het hoger beroep ligt hoofdzakelijk aan de Afdeling. Normec kon daar bij het besluit op bezwaar dus geen rekening mee houden. Het is aan Normec om te beslissen of zij daaraan consequenties wil verbinden voor haar besluit om het procescertificaat te schorsen voor 30 dagen en zo ja, welke.
Conclusie
10.     Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Proceskosten
11.     De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. J.Th. Drop en mr. J. Schipper-Spanninga, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.
w.g. Sevenster
voorzitter
w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025
290
BIJLAGE
Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 4.2 Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen
1 Indien werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, ongeacht of met deze stoffen daadwerkelijk arbeid wordt of zal worden verricht, worden, in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, de aard, de mate en de duur van die blootstelling beoordeeld teneinde de gevaren voor de werknemers te bepalen.
2 […].
Artikel 4.44 Risicoklasse 1
Deze paragraaf is van toepassing indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, blijkt dat in de lucht waaraan werknemers in verband met de arbeid kunnen worden blootgesteld, de som van de concentratie asbestvezels van het type chrysotiel als fractie van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, eerste lid, en van de concentratie amfibole asbestvezels actinoliet, amosiet, anthofylliet, tremoliet en crocidoliet als fractie van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, tweede lid, kleiner is dan 1.
Artikel 4.46 Grenswaarden
1 De concentratie van asbestvezels van het type chrysotiel overschrijdt niet de grenswaarde van 2.000 vezels per kubieke meter, berekend over een referentieperiode van acht uur per dag.
2 De concentratie van de amfibole asbestvezels actinoliet, amosiet, anthofylliet, tremoliet en crocidoliet overschrijdt gezamenlijk niet de grenswaarde van 2.000 vezels per kubieke meter, berekend over een referentieperiode van acht uur per dag.
Artikel 4.48 Risicoklasse 2
Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, blijkt dat in de lucht waaraan werknemers in verband met de arbeid kunnen worden blootgesteld, de som van de concentratie asbestvezels van het type chrysotiel als fractie van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, eerste lid, en van de concentratie amfibole asbestvezels actinoliet, amosiet, anthofylliet, tremoliet en crocidoliet als fractie van de grenswaarde, bedoeld in artikel 4.46, tweede lid, groter is dan of gelijk is aan 1, dan is in aanvulling op paragraaf 3 tevens deze paragraaf van toepassing.
Artikel 4.54a Asbestinventarisatie
1 In het kader van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, wordt de aanwezigheid van asbest of asbesthoudende producten volledig geïnventariseerd voordat wordt aangevangen met de volgende werkzaamheden:
a. het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken, met uitzondering van grondwerken, of objecten waarin naar redelijke verwachting asbest of een asbesthoudend product is toegepast;
b. het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit de bouwwerken of objecten, bedoeld in onderdeel a; of
c. het opruimen van asbest of asbesthoudende producten die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen.
2 Op grond van de inventarisatie, bedoeld in het eerste lid, wordt in het kader van de risicobeoordeling, bedoeld in artikel 4.2, door het bedrijf, bedoeld in het vierde lid, bepaald in welke risicoklasse als bedoeld in de artikelen 4.44, 4.48 of 4.53a de werkzaamheden vallen.
3 De resultaten van de inventarisatie, bedoeld in het eerste lid, en de indeling in een risicoklasse, bedoeld in het tweede lid, worden opgenomen in een inventarisatierapport.
4 De inventarisatie, bedoeld in het eerste lid, en het inventarisatierapport, bedoeld in het derde lid, worden uitgevoerd, onderscheidenlijk opgesteld, door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat asbestinventarisatie dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling.
5 Een afschrift van het inventarisatierapport wordt verstrekt aan het bedrijf dat asbest verwijdert.
6 […].
Artikel 4.54d
1 De volgende werkzaamheden, indien de concentratie van asbestvezels is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A, worden verricht door een bedrijf dat in het bezit is van een certificaat asbestverwijdering, dat is afgegeven door Onze Minister of een certificerende instelling:
a. de werkzaamheden, bedoeld in artikel 4.54a, eerste lid;
b. […].
2 […]
4 Bij de uitvoering van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, wordt in het kader van de risicobeoordeling, bedoeld in artikel 4.2, de indeling van de risicoklasse in het inventarisatierapport als ondergrens gehanteerd.
5 […].
Arbeidsomstandighedenregeling
Artikel 4.27
Een certificaat kan worden afgegeven indien:
a. in geval van het certificaat asbestinventarisatie, bedoeld in artikel 4.54a, vierde lid, van het besluit, de aanvrager voldoet aan de eisen, geldend voor asbestinventarisatiebedrijven en vastgelegd in paragraaf 2 en 3 van het certificatieschema voor de procescertificaten;
b. in geval van het certificaat asbestverwijdering, bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, van het besluit, de aanvrager voldoet aan de eisen, geldend voor asbestverwijderingsbedrijven en vastgelegd in paragraaf 2 en 4 van het certificatieschema voor de procescertificaten;
c. in geval van het certificaat van vakbekwaamheid voor het toezicht houden op het werken met asbest, bedoeld in artikel 4.54d, vijfde lid, van het besluit, de aanvrager voldoet aan de eisen, vastgelegd in paragraaf 6 van het certificatieschema voor de persoonscertificaten;
d. in geval van het certificaat van vakbekwaamheid voor het verwijderen van asbest, bedoeld in artikel 4.54d, zevende lid, van het besluit, de aanvrager voldoet aan de eisen, vastgelegd in paragraaf 4 en 5 van het certificatieschema voor de persoonscertificaten.
Certificatieschema
Artikel 22 Asbestinventarisatierapport
1. […]
13. Indien de risicoklasse gebaseerd is op een validatieonderzoek wordt het rapport van dat onderzoek als bijlage opgenomen in het asbestinventarisatierapport.
14. […].
Artikel 37 Afwijkende werkmethoden
1. Indien bij de uit te voeren asbestverwijderingswerkzaamheden sprake is van ernstige risico’s die niet aan asbest zijn gerelateerd, is een andere werkmethode dan de werkmethode die is opgenomen in het inventarisatierapport uitsluitend toegestaan na goedkeuring van een gecertificeerde hogere veiligheidskundige als bedoeld in artikel 2.16 van de Arbeidsomstandighedenregeling of een gecertificeerd arbeidshygiënist als bedoeld in artikel 2.15 van de Arbeidsomstandighedenregeling, beiden in het bezit van Diploma-ADK of certificaat Asbestdeskundige (ADK) of een diploma of certificaat waaruit een gelijkwaardig asbestkennisniveau blijkt.
2. […]
4. Bij toepassing van een afwijkende werkmethode mag niet worden afgeweken van de risicoklasse-indeling uit het asbestinventarisatierapport.
Artikel 43 Asbestverwijdering
1. Het asbestverwijderingsbedrijf draagt er zorg voor dat voor het begin van de werkzaamheden het werkgebied wordt afgebakend, door ten minste:
a. het aanbrengen van waarschuwingsborden met de tekst asbestgevaar op plaatsen die toegang bieden aan het werkgebied;
b. het aanbrengen van een afzetlint met een asbestgevaaraanduiding rondom het werkgebied om zeker te stellen dat onbevoegde personen het werkgebied niet kunnen betreden; en
c. daar waar alleen een afzetlint hiertoe niet voldoende is het nemen van aanvullende maatregelen.
2. De werkzaamheden worden uitgevoerd overeenkomstig de risicoklasse en werkwijze die zijn vastgelegd in het asbestinventarisatierapport en het werkplan.
3. […]
4. Bij verwijdering van asbesthoudend materiaal wordt emissie van asbest zoveel mogelijk voorkomen door:
a. het asbesthoudende materiaal voorzichtig te behandelen;
b. bronmaatregelen te nemen waarbij in ieder geval:
1°. daar waar mogelijk gebruik wordt gemaakt van demontage waardoor breuk van een asbesttoepassing wordt voorkomen;
2°. daar waar breuk van een asbesttoepassing niet voorkomen kan worden wordt bronafzuiging of bevochtiging toegepast, tenzij dat aantoonbaar technisch niet mogelijk is of het gebruik van bronafzuiging of bevochtiging leidt tot grotere risico’s voor de veiligheid of de gezondheid; en
3°. daar waar sprake is van niet-hechtgebonden asbesttoepassingen of van ernstig verweerde hechtgebonden asbesttoepassingen de te verwijderen toepassing voorafgaand geïmpregneerd wordt met een daarvoor geschikt middel, zodanig dat dit impregneren bij een niet-hechtgebonden toepassing geschiedt totdat deze toepassing verzadigd is, tenzij het impregneren van genoemde asbesttoepassingen aantoonbaar technisch niet mogelijk is of het impregneren aantoonbaar leidt tot grotere risico’s voor de veiligheid of de gezondheid.
Artikel 68 Melding door toezichthoudende overheidsinstelling
1. […]
4. Indien door een toezichthoudende overheidsinstelling bij het toezicht op de naleving een maatregel is getroffen zoals een bestuurlijke strafbeschikking, stillegging of een boeterapport is opgesteld en aan de certificerende instelling is verstrekt, stelt de certificerende instelling naar aanleiding daarvan binnen vier weken een onderzoek in en stelt zij vast of één of meer afwijkingen zijn geconstateerd van één of meer bepalingen die voor een waarschuwing of sanctie als bedoeld in artikel 70, eerste lid, in aanmerking komen.
5. […].
Artikel 70 Bepalen van een waarschuwing of sanctie
1. Indien de certificaathouder niet voldoet of voldaan heeft aan of één meer bepalingen, is sprake van een afwijking en wordt het procescertificaat van de certificaathouder door de certificerende instelling ingetrokken, onvoorwaardelijk geschorst voor 30 dagen, voorwaardelijk geschorst voor ten hoogste 90 dagen of geeft de certificerende instelling de certificaathouder een waarschuwing.
2. De certificerende instelling volgt bij het toepassen van het eerste lid de categorie-indeling van afwijkingen, zoals opgenomen in bijlage 2.
3. […]
5. Het procescertificaat wordt onvoorwaardelijk geschorst voor 30 dagen indien:
a. de certificerende instelling tijdens de beoordeling op een projectlocatie drie of meer categorie II afwijkingen constateert;
b. de certificerende instelling binnen een periode van één jaar na de constatering van een categorie II-afwijking voor de zesde keer een categorie II-afwijking constateert; of
c. de certificaathouder het werk op de projectlocatie na constatering van een categorie II afwijking aanvangt of voortzet zonder dat herstelmaatregelen zijn genomen en deze door de certificerende instelling adequaat zijn bevonden.
6. […]
10. Aan de certificaathouder wordt door de certificerende instelling een waarschuwing gegeven in geval van een afwijking uit categorie III en IV.
Artikel 73 Hardheidsclausule
1. De certificerende instelling kan slechts afwijken van de bepalingen in deze bijlage en bijlage 2, indien naar haar oordeel een strikte toepassing daarvan voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de bepalingen te dienen doelen, dan wel zou leiden tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.
2. […].
BIJLAGE 2, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 70, TWEEDE LID
In onderstaande tabellen wordt per artikellid of -onderdeel van het certificatieschema aangegeven welke categorie van afwijking van toepassing is. Wanneer bij de artikelaanduiding meerdere artikelonderdelen zijn aangegeven, met één categorie aanduiding, betekent dit dat afwijkingen van deze artikelonderdelen worden aangemerkt als één afwijking uit de genoemde categorie.
43.4.(a-b) II