202503057/2/A3.
Datum uitspraak: 26 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
de raad van bestuur van de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (hierna: TNO), gevestigd in Den Haag,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 mei 2025 in zaak nr. 24/7482 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend in [woonplaats]
en
TNO.
Openbare zitting gehouden op 26 juni 2025 om 10:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. N. Verheij, voorzieningenrechter
griffier: mr. D. Singh
Verschenen:
TNO, vertegenwoordigd door mr. C.N. van der Sluis, advocaat in Rotterdam, en [gemachtigde];
[wederpartij];
Het verzoek richt zich tegen de uitspraak van 1 mei 2025 van de rechtbank Den Haag. TNO heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
I. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat TNO documenten niet feitelijk openbaar hoeft te maken voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist;
II. wijst het verzoek voor het overige af.
De voorzieningenrechter legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
1. [wederpartij] heeft TNO verzocht om openbaarmaking van documenten over cryptografie onderzoek, verslagen en rapporten van onderzoek bij en door RVO/TNO, verricht tussen de jaren 1946 en 1975. TNO heeft dit verzoek afgewezen en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de gevraagde onderzoeksgegevens niet onder het bereik van de Wet open overheid vallen. Daarnaast zijn de gevraagde documenten gerubriceerd. In verband met de veiligheid van de staat kunnen deze documenten niet worden gedeeld, aldus TNO. TNO heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft, voor zover hier van belang, geoordeeld dat TNO onvoldoende heeft gemotiveerd waarom bepaalde delen van de documenten niet openbaar kunnen worden gemaakt. TNO had per alinea moeten motiveren welke weigeringsgronden van toepassing zijn. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat TNO bepaalde documenten die zijn gevonden bij een extra zoekslag alsnog moet beoordelen en moet motiveren waarom deze documenten niet onder het verzoek van [wederpartij] vallen. Gelet hierop heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 juli 2024 vernietigd en TNO opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
3. TNO voert aan dat het gevolg geven aan de uitspraak, voordat op het hoger beroep is beslist, leidt tot onomkeerbare gevolgen.
4. Nu TNO heeft verzocht om een voorlopige voorziening is het aan hem om te onderbouwen dat er een spoedeisend belang is. De rechtbank heeft het besluit van 18 juli 2024 vernietigd wegens een motiveringsgebrek en heeft TNO opgedragen om een nieuw, beter gemotiveerd besluit te nemen. De rechtbank heeft TNO niet de opdracht gegeven om de gevraagde documenten openbaar te maken. Het is aan TNO om het bezwaar van [wederpartij] gegrond of ongegrond te verklaren en de gevraagde documenten wel of niet openbaar te maken. Dat TNO stelt meer tijd nodig te hebben om een nieuw besluit op bezwaar te nemen is geen reden om de uitspraak van de rechtbank te schorsen totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Gezien het voorgaande ontbreekt een spoedeisend belang voor het treffen van de gevraagde voorziening.
5. Niet kan worden uitgesloten dat TNO in het nieuwe besluit op bezwaar door te beslissen met inachtneming van de rechtbankuitspraak zal besluiten tot openbaarmaking van documenten waarvan hij met het hoger beroep beoogt te bereiken dat deze niet openbaar worden. Voor zover dit het geval is, zal de voorzieningenrechter bepalen dat feitelijke verstrekking achterwege zal blijven tot in hoger beroep zal zijn beslist. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat onomkeerbare gevolgen intreden die de hoger beroepsprocedure zinledig zouden maken. Van een zwaarder wegend algemeen belang bij openbaarmaking voorafgaand aan de beslissing in hoger beroep is niet gebleken.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Singh
griffier
990