ECLI:NL:RVS:2025:3013
Raad van State
- Wraking
- B. Meijer
- H.G. Sevenster
- J.H. van Breda
- Rechtspraak.nl
Wraking van mr. N. Verheij in bestuursrechtelijke procedure
Op 2 juli 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. N. Verheij, die als voorzieningenrechter betrokken was bij de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening in zaak nr. 202502441/2/A3. Het verzoek tot wraking werd ingediend door [verzoekster A], [verzoeker B], Houmest B.V. en Dava Varkensbedrijf, die gezamenlijk als verzoeker optraden. De wraking werd aangevraagd op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om rechters te wraken indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.
De wrakingskamer overwoog dat het verzoek om wraking niet in behandeling kon worden genomen, omdat het verzoek was ingediend nadat de einduitspraak in de hoofdzaak op 26 juni 2025 openbaar was gemaakt. Volgens de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 kan een verzoek om wraking niet meer worden ingediend zodra de einduitspraak is gedaan. De staatsraad had op die datum het verzoek om voorlopige voorziening van de verzoekers afgewezen, waardoor de zaak niet langer bij de staatsraad in behandeling was.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geconcludeerd dat het verzoek om wraking buiten behandeling moest worden gelaten, omdat het niet tijdig was ingediend. De beslissing werd genomen zonder zitting, en de uitspraak werd in het openbaar gedaan op 2 juli 2025. De zaak illustreert de strikte toepassing van de regels omtrent wraking en de noodzaak voor verzoekers om tijdig te handelen in juridische procedures.