ECLI:NL:RVS:2025:3013

Raad van State

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
202502441/3/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van mr. N. Verheij in bestuursrechtelijke procedure

Op 2 juli 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. N. Verheij, die als voorzieningenrechter betrokken was bij de behandeling van een verzoek om voorlopige voorziening in zaak nr. 202502441/2/A3. Het verzoek tot wraking werd ingediend door [verzoekster A], [verzoeker B], Houmest B.V. en Dava Varkensbedrijf, die gezamenlijk als verzoeker optraden. De wraking werd aangevraagd op basis van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om rechters te wraken indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.

De wrakingskamer overwoog dat het verzoek om wraking niet in behandeling kon worden genomen, omdat het verzoek was ingediend nadat de einduitspraak in de hoofdzaak op 26 juni 2025 openbaar was gemaakt. Volgens de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 kan een verzoek om wraking niet meer worden ingediend zodra de einduitspraak is gedaan. De staatsraad had op die datum het verzoek om voorlopige voorziening van de verzoekers afgewezen, waardoor de zaak niet langer bij de staatsraad in behandeling was.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft geconcludeerd dat het verzoek om wraking buiten behandeling moest worden gelaten, omdat het niet tijdig was ingediend. De beslissing werd genomen zonder zitting, en de uitspraak werd in het openbaar gedaan op 2 juli 2025. De zaak illustreert de strikte toepassing van de regels omtrent wraking en de noodzaak voor verzoekers om tijdig te handelen in juridische procedures.

Uitspraak

202502441/3/A3.
Datum beslissing: 2 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoekster A], [verzoeker B], Houmest B.V. en Dava Varkensbedrijf (hierna tezamen: [verzoeker] en anderen), gevestigd in Wintelre, gemeente Eersel,
verzoeksters,
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brief van 27 juni 2025, ingekomen op 28 juni 2025, hebben [verzoeker] en anderen verzocht om wraking van mr. N. Verheij (hierna: de staatsraad) als voorzieningenrechter van de Afdeling belast met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening in zaak nr. 202502441/2/A3.
Overwegingen
1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.       Op grond van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (hierna: de Wrakingsregeling) kan de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt.
3.       Op grond van artikel 8:84 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:67, eerste en vijfde lid, van de Awb heeft de staatsraad, nadat hij het onderzoek op de zitting heeft gesloten, onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan in zaak nr. 202502441/2/A3 en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025. Bij deze uitspraak heeft de staatsraad het verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker] en anderen, afgewezen. De staatsraad heeft geen toepassing gegeven aan artikel 8:86, eerste lid, van de Awb, en niet ook onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak gedaan.
4.       Uit artikel 8:15 van de Awb volgt dat een verzoek om wraking moet worden ingediend voordat uitspraak is gedaan. Daarna is de zaak immers niet langer bij de rechter of rechters in behandeling. Met de mondelinge afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening op 26 juni 2025, is zaak nr. 202502441/2/A3 niet meer in behandeling bij de staatsraad. Dat er nog geen proces-verbaal van de mondelinge uitspraak is opgemaakt, doet daar niet aan af. Het proces-verbaal is immers een schriftelijke vaststelling van de reeds in het openbaar gedane mondelinge uitspraak. [verzoeker] en anderen hebben na de uitspraak verzocht om wraking. Daarom wordt het verzoek om wraking zonder een zitting te houden niet in behandeling genomen.
5.       Volledigheidshalve laat de Afdeling weten dat zaak nr. 202502441/1/A3 door haar in een andere samenstelling zal worden behandeld dan zaak nr. 202502441/2/A3.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
laat het verzoek buiten behandeling.
Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzitter, en mr. H.G. Sevenster en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Meijer
voorzitter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025
853