ECLI:NL:RVS:2025:3018

Raad van State

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
202503468/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.J.M. Ristra-Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning

Op 3 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft de minister van Asiel en Migratie, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 21 mei 2025 het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de verblijfsvergunning van de betrokkene in te trekken, vernietigd. De staatssecretaris had eerder op 21 juli 2022 de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ingetrokken en een aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning afgewezen. De minister verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de uitspraak van de rechtbank niet uitgevoerd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de beoordeling van de grieven nader onderzoek vereist en heeft besloten om de voorlopige voorziening te treffen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.

Uitspraak

202503468/2/V1.
Datum uitspraak: 3 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 mei 2025 in zaak nr. NL23.22019 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aan betrokkene verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken en een aanvraag om hem een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen of een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 21 juli 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkene gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.
2.       De beoordeling van de grieven vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en op de belangen die de minister en betrokkene naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Ristra-Peeters
voorzieningenrechter
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2025
392