ECLI:NL:RVS:2025:3019

Raad van State

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
202503275/1/V3 en 202503275/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 3 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin appellant, vertegenwoordigd door mr. D.G. Metselaar, hoger beroep had ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 3 juni 2025 het beroep van appellant tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, ongegrond verklaard. Appellant verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, maar het hoger beroep richtte zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat appellant niet had uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank niet juist was, waardoor er geen inhoudelijk oordeel kon worden gegeven over het hoger beroep. Het hoger beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202503275/1/V3 en 202503275/2/V3.
Datum uitspraak: 3 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 3 juni 2025 in zaak nr. NL25.14406 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2025 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 3 juni 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. D.G. Metselaar, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Appellant legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de voorzieningenrechter van de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2025
644