ECLI:NL:RVS:2025:3027

Raad van State

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
BRS.25.000569
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 13 mei 2025. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van de appellant tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om hem in bewaring te stellen, ongegrond verklaard. De minister had deze beslissing genomen op 22 april 2025. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidt. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld. De Afdeling nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat er geen vragen waren die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.

De Afdeling zag ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.

Uitspraak

BRS.25.000569
Datum uitspraak: 9 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 13 mei 2025 in zaak nr. NL25.19016 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 22 april 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 13 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, advocaat in Nieuw-Vennep, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.        Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 2 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.        Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.        De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoedenBeslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.P.G. van Bekhoven, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Bekhoven
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025
959