ECLI:NL:RVS:2025:3055
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ongegrondverklaring beroep en afwijzing schadevergoeding door rechtbank Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 13 juni 2025. De rechtbank had het beroep van appellant, dat was ingediend naar aanleiding van een kennisgeving van de minister van Asiel en Migratie, ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De minister had appellant op 2 mei 2025 in bewaring gesteld, wat de aanleiding vormde voor het beroep.
Appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Dogan, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Echter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het hoger beroep niet gericht is tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat appellant niet heeft uitgelegd waarom hij de uitspraak onjuist acht. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist volgens artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
De Afdeling verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 7 juli 2025.