ECLI:NL:RVS:2025:306
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 29 januari 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Alkir, hoger beroep had ingesteld tegen een mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 31 december 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de minister van Asiel en Migratie op 13 december 2024 had besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en had zowel hoger beroep ingesteld als verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was, omdat de vreemdeling niet had uitgelegd waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.