ECLI:NL:RVS:2025:307

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
202202911/5/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.M. Kaajan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke handhaving tegen eendenslachterij in Ermelo

Op 29 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van [verzoekster], die een eendenslachterij exploiteert in Ermelo. Het college van burgemeester en wethouders van Ermelo had op 4 april 2018 een last onder dwangsom opgelegd aan [verzoekster] omdat een deel van haar activiteiten zonder de vereiste omgevingsvergunning werd uitgevoerd. In de daaropvolgende jaren zijn er verschillende besluiten genomen door het college, waaronder het intrekken en herroepen van eerdere lasten onder dwangsom. [verzoekster] verzocht de voorzieningenrechter om de begunstigingstermijn te verlengen, om te voorkomen dat dwangsommen verbeurd zouden worden. De voorzieningenrechter heeft de belangen van [verzoekster] en de gevolgen van sluiting van de slachterij voor de betrokken bedrijven meegewogen. Het college had eerder de begunstigingstermijn al verlengd, maar wilde deze nu niet verder verlengen. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk besloten de begunstigingstermijn te verlengen tot de uitspraak in de hoofdzaak, waarbij hij ook de proceskosten van [verzoekster] aan het college heeft opgelegd.

Uitspraak

202202911/5/R4.
Datum uitspraak: 29 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van onder meer:
[verzoekster], gevestigd in Ermelo,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 31 maart 2022 in zaak nr. 20/750 in het geding tussen:
[partij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Ermelo.
Procesverloop
Bij besluit van 4 april 2018 heeft het college aan [verzoekster] een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 13 april 2018 heeft het college het verzoek van [partij] om handhavend op te treden tegen [verzoekster] toegewezen. In dat verband is door het college verwezen naar de bij besluit van 4 april 2018 aan [verzoekster] opgelegde last onder dwangsom.
Bij besluit van 23 december 2019 heeft het college opnieuw het door [partij] tegen het besluit van 13 april 2018 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 maart 2022 heeft de rechtbank het door [partij] tegen het besluit van 23 december 2019 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekster] en [partij] hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 4 mei 2022 heeft het college de door [partij] en [verzoekster] gemaakte bezwaren deels gegrond en deels ongegrond verklaard. Het college heeft de besluiten van 4 en 13 april 2018 herroepen en [verzoekster] nieuwe lasten onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 12 april 2023 heeft het college dwangsommen ingevorderd van € 25.000,00 en van € 5.000,00.
Bij besluit van 19 december 2023 heeft het college de bij besluit van 4 mei 2022 opgelegde lasten onder dwangsom gedeeltelijk ingetrokken en [verzoekster] gelast:
1. binnen zes maanden het gebruik van de achterzijde van het perceel [locatie 1] voor een pluimveeslachterij te beëindigen en beëindigd te houden. De dwangsom bedraagt € 50.000,00 per week of deel van een week dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 250.000,00;
2. binnen zes maanden het gebruik van het perceel [locatie 2] voor een pluimveeslachterij te beëindigen en beëindigd te houden, met uitzondering van de op 18 maart 2019 (kenmerk e190013293) vergunde opslaghal. De dwangsom bedraagt € 50.000,00 per week of deel van een week dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 250.000,00;
3. binnen zes maanden een houtsingel aan te leggen en in stand te houden, die voldoet aan de eisen uit het beeldkwaliteitsplan behorende bij het vigerende bestemmingsplan "De Driehoek", op het gedeelte van het perceel [locatie 2] dat de bestemming "Groen" heeft. De dwangsom bedraagt € 2.000,00 per week of deel van een week dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 6.000,00.
Bij besluit van 13 juni 2024 heeft het college de begunstigingstermijn van de drie lasten onder dwangsom, opgelegd bij besluit van 19 december 2023, verlengd met zes maanden tot 19 december 2024.
Bij besluit van 7 november 2024 heeft het college dwangsommen ingevorderd van € 20.000,00.
Bij besluit van 5 december 2024 heeft het college het verzoek van [verzoekster] tot verlenging van de begunstigingstermijn van de drie lasten, opgelegd bij besluit van 19 december 2023, afgewezen.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 januari 2025, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. R Scholten, en het college, vertegenwoordigd door M. Huisman en mr. F.T.J. van Veluw, bijgestaan door mr. R.A. Oosterveer, advocaat in Apeldoorn, zijn verschenen.
Overwegingen
Vooraf
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van de hoger beroepen en de beroepen tegen de in het procesverloop genoemde besluiten blijft het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
Inleiding
3.       [verzoekster] exploiteert een eendenslachterij op de percelen [locatie 1], [locatie 3] en [locatie 2] in Ermelo. In 2018 is het college een bestuursrechtelijk handhavingstraject gestart omdat, kort gezegd, een deel van de activiteiten van [verzoekster] zonder een toereikende omgevingsvergunning wordt verricht. Voor een overzicht van de in deze zaak door het college genomen besluiten wordt verwezen naar het procesverloop. Voor de beoordeling van het verzoek van [verzoekster] om een voorlopige voorziening te treffen zijn de besluiten van 19 december 2023, 13 juni 2024 en 5 december 2024 relevant.
[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen met als doel te voorkomen dat vanaf 19 december 2024 de begunstigingstermijn afloopt en daarna dwangsommen worden verbeurd.
Het college heeft om te voorkomen dat de begunstigingstermijn afloopt voordat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen, de begunstigingstermijn verlengd tot twee weken na de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen.
Beoordeling van het verzoek
4.       De voorzieningenrechter zal het verzoek beoordelen aan de hand van een belangenafweging.
Belangen [verzoekster]
5.       [verzoekster] heeft toegelicht dat als de begunstigingstermijn niet wordt verlengd, dit tot gevolg heeft dat wanneer aan de last wordt voldaan, de eendenslachterij niet langer kan worden gebruikt en zal moeten sluiten. Het sluiten van de slachterij heeft volgens haar onder andere ook gevolgen voor bedrijven die hun eenden leveren aan [verzoekster], omdat er in Nederland, België en in West-Duitsland geen eendenslachterijen zijn waar deze bedrijven hun eenden aan kunnen leveren. Voor deze bedrijven resteert dan alleen de optie om eenden ter plaatse af te maken. [verzoekster] heeft er verder op gewezen dat met het college op 20 december 2023 een "Letter of Intent" (hierna: LOI) is gesloten. [verzoekster] was gelet op de afspraken in de LOI in de veronderstelling dat de begunstigingstermijn zou worden verlengd.
Belangen college
6.       Het college heeft toegelicht dat het de begunstigingstermijn niet langer wil verlengen, omdat de begunstigingstermijn, vanwege eerdere verlengingen, lang genoeg heeft geduurd. De belangenafweging is een lange tijd in het voordeel van [verzoekster] uitgevallen, maar nu vindt het college het algemeen belang bij handhavend optreden en de belangen van omwonenden zwaarder wegen dan de belangen van [verzoekster].
Beoordeling
7.       De voorzieningenrechter zal de voorlopige voorziening treffen dat de begunstigingstermijn wordt verlengd totdat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. De voorzieningenrechter betrekt bij zijn oordeel dat het college en [verzoekster] de afgelopen tijd met elkaar in gesprek zijn geweest, wat resulteerde in de LOI. Dat heeft er toe geleid dat het college bij besluit van 13 juni 2024 zelf de begunstigingstermijn al had verlengd tot 19 december 2024. Naar verwachting wordt de bodemzaak over enkele maanden in het tweede kwartaal van 2025 behandeld. De belangen van [verzoekster] en andere bedrijven die afhankelijk zijn van [verzoekster] zijn groot. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het college geen belangen heeft gesteld die maken dat de begunstigingstermijn wel kon worden verlengd tot eind 2024, maar dat de paar maanden tot de behandeling van de bodemzaak niet meer kunnen worden afgewacht. De voorzieningenrechter betrekt bij zijn oordeel ook dat op de zitting door het college is bevestigd dat [partij] is verhuisd en andere omwonenden niet om handhaving hebben verzocht.
De voorzieningenrechter wijst er ten slotte op dat, als zich feiten en omstandigheden voordoen die maken dat de uitspraak in de bodemzaak niet kan worden afgewacht, de voorzieningenrechter van de Afdeling kan worden verzocht om de bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening op te heffen.
8.       De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
Proceskosten
9.       Het college moet de proceskosten van [verzoekster] vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verlengt bij wijze van voorlopige voorziening de in het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ermelo van 19 december 2023 gestelde begunstigingstermijn tot uitspraak is gedaan in zaak nr. 202202911/1/R4;
II.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Ermelo tot vergoeding van bij [verzoekster]. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Ermelo aan [verzoekster]. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.M. Kaajan, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.T. Grijmans, griffier.
w.g. Kaajan
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025