202305535/2/R1.
Datum uitspraak: 9 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in Montfort, gemeente Roerdalen,
appellante,
en
de raad van de gemeente Roerdalen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 6 juli 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Kleinschalig zorghuis Hoogstraat 11 te Montfort" vastgesteld.
Bij tussenuitspraak van 20 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4755, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 6 juli 2023 te herstellen. Bij besluit van 20 februari 2025 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld.
[appellante] heeft een zienswijze naar voren gebracht over de wijze waarop het gebrek is hersteld.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), heeft de Afdeling bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet in de kern van Montfort in de mogelijkheid aan de Hoogstraat een kleinschalig zorghuis te realiseren, met zestien zorgwoningen en één dienstwoning. In het in 2023 vastgestelde plan was in artikel 1.94 van de planregels de volgende begripsbepaling van "zorgwoning" opgenomen: "een woning of wooneenheid waar een huishouden langdurig verblijft of woont, waarbij er sprake is van zelfstandige bewoning, met het oogmerk daar geïndiceerde zorg en ondersteuning te ontvangen, en welke zorg door minimaal één van de bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen".
2. In de tussenuitspraak is overwogen dat er met name discussie bestaat over de vraag of de in artikel 1.94 van de planregels opgenomen definitie van het begrip "zorgwoning" wel voldoende is toegesneden op de beoogde doelgroep van het woongebouw, en de daarbij behorende parkeervraag. De Afdeling stelde vast dat de mate van zorg of ondersteuning, waarop de bewoners aangewezen zijn, niet in de planregel is opgenomen, en dat dus niet was verzekerd dat de gebruiksvorm van de woningen overeenstemt met verpleeg- en verzorgingshuizen en de daarbij behorende parkeervraag. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen het gebrek te herstellen, en daarbij aangegeven dat dit kan door het begrip "zorgwoning" in artikel 1.94 alsnog zodanig te omschrijven dat daaronder alleen gebruik valt dat overeenstemt met verpleeg- en verzorgingshuizen, dan wel door een andere vorm van beoogd gebruik te kiezen, en daar dan ook de parkeerberekening op af te stemmen.
3. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het herstelbesluit genomen en het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Daarbij is in artikel 1.94 van de planregels een nieuwe begripsbepaling van "zorgwoning" opgenomen: "een woning of wooneenheid, bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan de bewoner(s) vanwege hun beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem zijn geïndiceerd voor zorg, die beschikbaar is in de directe nabijheid van die woning of wooneenheid en welke zorg door die bewoner(s) ook daadwerkelijk wordt afgenomen".
Verder heeft de raad in het herstelbesluit aangegeven dat er, aanvullend aan de 12 parkeerplaatsen op het eigen terrein van het zorghuis, nog 4 parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd op de Hoogstraat vóór het zorghuis om daarmee de parkeersituatie te verbeteren. Dat betreft extra plaatsen op de openbare weg, buiten het plangebied.
4. Het beroep van [appellante] heeft op grond van artikel 6:19 van de Awb van rechtswege mede betrekking op het herstelbesluit. Wat zij als zienswijze naar voren heeft gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van het beroep van rechtswege tegen het herstelbesluit.
Beroepsgrond
5. [appellante] stelt dat de nieuwe begripsomschrijving nog steeds te vaag is, en ook minder intensieve vormen van geïndiceerde zorg omvat, waardoor niet is uitgesloten dat de parkeerbehoefte groter is dan wordt aangenomen.
5.1. De Afdeling stelt vast dat met name vanwege het feit dat in de begripsomschrijving is aangegeven dat de woningen niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komen, maar via een zorgindicatie, voldoende duidelijk is gemaakt dat het moet gaan om woningen waarvan de bewoners daadwerkelijk zodanig op zorg zijn aangewezen dat daarmee een lagere parkeerbehoefte dan bij reguliere woningen kan worden verwacht. In wat [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad bij de beoordeling van de parkeerbehoefte verder onderscheid zou moeten maken tussen de verschillende vormen van geïndiceerde zorg. In wat [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad bij de berekening van de parkeerbehoefte ten onrechte is uitgegaan van de beoogde doelgroep van het woongebouw, en de daarbij behorende parkeervraag.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
Het besluit van 6 juli 2023
6. Gelet op wat er in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep van [appellante] tegen het besluit van 6 juli 2023 gegrond, zodat dit besluit moet worden vernietigd.
Het besluit van 20 februari 2025
7. Gelet op hetgeen in deze uitspraak onder 5.1 is overwogen is het beroep van [appellante] tegen het herstelbesluit van 20 februari 2025 ongegrond.
Proceskosten
8. De raad moet de proceskosten van [appellante] vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van 6 juli 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kleinschalig zorghuis Hoogstraat 11 te Montfort" gegrond;
II. vernietigt het besluit van 6 juli 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kleinschalig zorghuis Hoogstraat 11 te Montfort";
III. verklaart het beroep tegen het besluit van 20 februari 2025 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kleinschalig zorghuis Hoogstraat 11 te Montfort" ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Roerdalen tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.329,28, waarvan € 2.267,50 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat de raad van de gemeente Roerdalen aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Montagne
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025
374