202305845/1/A3.
Datum uitspraak: 9 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Almere,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 augustus 2023 in zaak nr. 23/105 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Almere.
Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2022 heeft de burgemeester aan [appellant] een huisverbod opgelegd als bedoeld in de Wet tijdelijk huisverbod (hierna: Wth) voor de periode van tien dagen, tot 10 december 2022.
Bij besluit van 10 december 2022 heeft de burgemeester het huisverbod verlengd met achttien dagen tot 28 december 2022.
Bij uitspraak van 4 augustus 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen beide besluiten ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heef een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Veilig Thuis Flevoland heeft een zienswijze ingediend.
De burgemeester heeft een verzoek tot beperkte kennisneming ingediend bij de Afdeling op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Op 24 februari 2025 heeft de Afdeling in een andere samenstelling beslist dat het verzoek gerechtvaardigd is.
[appellant] heeft op 26 februari 2025 toestemming als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 14 maart 2025, waar [appellant], bijgestaan door mr. K. Rahimian, advocaat te Utrecht, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M. Géron en mr. P. Huigen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Dit hoger beroep gaat over een tijdelijk huisverbod dat de burgemeester aan [appellant] heeft opgelegd. Op het moment dat het huisverbod werd opgelegd woonde [appellant] samen met [persoon] en hun twee meerderjarige kinderen in een woning in Almere. [appellant] en [persoon] zijn in 2019 gescheiden waarbij het gebruiksrecht van de woning aan [persoon] is toegewezen. Ondanks de toewijzing van de woning aan [persoon] weigerde [appellant] de woning te verlaten en is hij in de woning blijven wonen.
2. Naar aanleiding van een zorgmelding bij Veilig Thuis Flevoland is er een onderzoek gestart naar de gezinssituatie. De burgemeester heeft in de uitkomsten, die zijn neergelegd in het Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld van 30 november 2022, aanleiding gezien om aan [appellant] een tijdelijk huisverbod op te leggen voor de periode van tien dagen, te weten van 30 november 2022 tot 10 december 2022.
3. Omdat het risico op geweld na afloop van deze periode nog niet was afgenomen heeft de burgemeester het tijdelijk huisverbod verlengd met achttien dagen, tot 28 december 2022. [appellant] kan zich niet verenigen met de aan hem opgelegde huisverboden en heeft daarom beroep ingesteld bij de rechtbank.
Beroep
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat uit de stukken die ten grondslag liggen aan het besluit waarbij het huisverbod is opgelegd blijkt dat er een vermoeden bestond dat de aanwezigheid van [appellant] in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van [persoon] en de kinderen. De burgemeester was daarom volgens de rechtbank bevoegd om het tijdelijk huisverbod op te leggen.
5. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat de burgemeester ook bevoegd was om het tijdelijk huisverbod te verlengen, omdat uit het dossier blijkt dat er op het moment dat het eerste verbod afliep nog steeds een ernstig vermoeden van dreiging van gevaar bestond. De burgemeester mocht daarom volgens de rechtbank gebruik maken van de bevoegdheid om het huisverbod te verlengen.
Hoger beroep
6. [appellant] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester aan hem een tijdelijk huisverbod op kon leggen en dat hij dit verbod ook mocht verlengen. [appellant] voert daartoe aan dat het opleggen van een tijdelijk huisverbod als doel heeft om een adempauze in te lassen voor partijen om afspraken te maken en maatregelen te nemen die de dreiging van huiselijk geweld kunnen wegnemen. Volgens [appellant] was van een dergelijke dreiging op het moment dat de burgemeester aan hem een huisverbod oplegde geen sprake. Zo had zich op het moment dat het huisverbod werd opgelegd al meer dan een jaar geen incident voorgedaan. Dit blijkt ook uit het rapport van Veilig Thuis van 8 december 2022. Verder was het opgelegde tijdelijk huisverbod uitsluitend gebaseerd op de verklaringen van zijn voormalig echtgenote en de kinderen. De aanwezigheid van [appellant] in de woning leverde dan ook geen ernstig en onmiddellijk gevaar op. Dit betekent dat de burgemeester niet bevoegd was om een tijdelijk huisverbod op te leggen. De rechtbank heeft dit alles niet onderkend, aldus [appellant].
6.1. De Afdeling heeft na toestemming van [appellant] kennis genomen van de delen van de rapportages die met toepassing van artikel 8:29 van de Awb aan de Afdeling zijn toegezonden. De Afdeling komt net als de rechtbank tot het oordeel dat de burgemeester bevoegd was het tijdelijk huisverbod op te leggen en dat verbod te verlengen. De Afdeling licht haar oordeel hierna toe.
6.2. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wth (Kamerstukken II 2005/06, 20 657, nr. 3, blz. 2) blijkt dat het huisverbod ook kan worden ingezet wanneer zich (nog) geen strafbare feiten hebben voorgedaan, maar er situaties zijn ontstaan waarbij er actuele en dringende behoefte bestaat aan het creëren van een afkoelingsperiode om escalatie te voorkomen. Anders dan [appellant] stelt is voor het opleggen van een tijdelijk huisverbod niet altijd nodig dat direct voorafgaand aan de oplegging sprake is geweest van daadwerkelijk huiselijk geweld. De ernstige vrees voor huiselijk geweld kan onder omstandigheden ook volgen uit andere informatie uit een risicotaxatie. Dat is gelet op wat er staat in het Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld van 30 november 2022 waarop het huisverbod is gebaseerd het geval. Uit deze risico-taxatie volgt dat er sprake is van een voortdurende dreiging van verbaal, fysiek en psychisch geweld door [appellant] jegens zijn ex-echtgenote en zijn dochter. Daarnaast blijkt uit de stukken voldoende dat [appellant] zich ook in een iets verder verleden daadwerkelijk aan ernstig geweld jegens een gezinslid schuldig heeft gemaakt. Door zijn dominante en intimiderende houding en gedrag ten opzichte zijn ex-echtgenote en zijn kinderen, zo blijkt uit de risico-taxatie, was sprake van voortdurende angst voor geweld of dreiging bij de gezinsleden. Onder deze omstandigheden heeft de burgemeester terecht geoordeeld dat de aanwezigheid van [appellant] op dat moment een onmiddellijk en dreigend gevaar opleverde.
6.3. Dat gevaar bestond ook nog ten tijde van de verlenging van het huisverbod. Het rapport van Veilig Thuis van 8 december 2022 laat zien dat het, mede vanwege de opstelling van [appellant] jegens zijn ex-echtgenote en kinderen, niet mogelijk was om afspraken te maken over een veiligheidsplan.
6.4. Op zitting is besproken dat de ex-echtgenote van [appellant] inmiddels heeft verklaard dat alle verklaringen over [appellant] niet waar zouden zijn en uitsluitend zijn afgelegd om voor [appellant] een andere woning te vinden. Mede gelet op de inhoud van het verslag van Veilig Thuis van 8 december 2022 acht de Afdeling deze verklaring ongeloofwaardig.
6.5. Het betoog slaagt niet.
Slotsom
7. Het hoger beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgmeester bevoegd was om het tijdelijk huisverbod op te leggen en om dit verbod te verlengen. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
8. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025
735-1147