202500728/1/R4.
Datum uitspraak: 9 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Rotterdam,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2024 heeft het college zijn beslissing om op 14 oktober 2024 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Rotterdam 2009 (hierna: de Afvalstoffenverordening) aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 187,00, voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 4 februari 2025 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 11 juni 2025, waar het college, vertegenwoordigd door S. Ercan, is verschenen.
Overwegingen
1. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een kartonnen doos die op 14 oktober 2024 is aangetroffen in de vulopening van de papiercontainer ter hoogte van huisnummer 17a aan het Willebrordesplein in Rotterdam. Het college is ervan uitgegaan dat [appellant] de doos verkeerd heeft aangeboden omdat op de doos een adreslabel zat met daarop zijn naam en adres.
2. [appellant] betwist niet dat de kartonnen doos van hem afkomstig is, maar hij betoogt dat het college hem ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt. De doos was volgens hem niet verkeerd aangeboden. De doos was in de container geplaatst maar stak alleen een beetje uit, aldus [appellant]. Dat lag volgens hem deels aan de technische uitvoering van de oudere papiercontainers, waar papier vaak in blijft hangen. Hij voert daarbij aan dat het hem ook onbekend was dat karton niet een beetje uit de vulopening zou mogen steken omdat op de container geen informatie staat over hoe het afval moet worden aangeboden. Ook op de website van de gemeente is dergelijke informatie volgens [appellant] niet te vinden.
2.1. In artikel 10, derde lid, van de Afvalstoffenverordening staat dat het college regels kan stellen omtrent het gebruik van een van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel. In het zesde lid staat dat het verboden is huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan in dat artikel is bepaald. De genoemde regels staan in het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen Rotterdam 2018 (hierna: het uitvoeringsbesluit). In artikel 6 daarvan, derde en vierde lid, staat dat gebruiker van een inzamelmiddel (zoals in dit geval de papiercontainer) de afvalstoffen zoveel mogelijk moet samendrukken voordat ze in de inzamelvoorziening worden geworpen. De afvalstoffen mogen in geen geval de vulopening of klep blokkeren, zodat iedere volgende aanbieder op normale wijze gebruik kan maken van de inzamelvoorziening. De inzamelvoorziening wordt na gebruik goed gesloten.
2.2. In het besluit van 27 november 2024 staat dat de aangetroffen doos de vulopening van de papiercontainer blokkeerde. Ook in het controlerapport van 14 oktober 2024 staat dat het huisvuil (de doos) klem zat in de vulopening en de vulopening blokkeerde. Op de daarbij gevoegde foto’s is te zien dat de doos uit de vulopening stak en daardoor de klep openhield. [appellant] heeft zelf bevestigd dat de doos een beetje uitstak en dat hij degene was die de doos op die manier heeft achtergelaten. Dat betekent dat hij de doos verkeerd heeft aangeboden, gelet op de daarvoor geldende regels. Dat [appellant] stelt dat de technische uitvoering van de papiercontainer ervoor zorgt dat papier gemakkelijk ergens in de container blijft steken, maakt dat niet anders. Gebruikers van de papiercontainer zijn verplicht om ervoor zorgen dat de vulopening niet geblokkeerd raakt en dat de klep na gebruik kan worden gesloten. De omstandigheid dat [appellant], naar hij stelt, niet wist dat hij de doos niet in de vulopening van de papiercontainer mocht achterlaten, omdat dat niet op de papiercontainer staat en lastig te vinden is op de website van de gemeente, doet er niet aan af dat een dergelijke manier van aanbieden in strijd is met de Afvalstoffenverordening. [appellant] had zich op de hoogte kunnen stellen van de geldende regelgeving.
Dat betekent dat het college [appellant] terecht heeft aangemerkt als overtreder van artikel 10, zesde lid, van de Afvalstoffenverordening.
Het betoog slaagt niet.
3. [appellant] betoogt verder dat het college hem ten onrechte heeft aangeslagen voor opruimkosten. Hij wijst erop dat de kartonnen doos al voor een deel in de papiercontainer zat en dus niet daadwerkelijk opgeruimd hoefde te worden.
3.1. Artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht luidt: "De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen."
3.2. Doordat [appellant] de doos verkeerd heeft aangeboden, heeft het college kosten moeten maken voor het verwijderen daarvan. In beginsel behoren die kosten voor rekening van de overtreder te komen. De omstandigheid dat de doos uit de vulopening stak en niet bijvoorbeeld naast de papiercontainer lag, maakt niet dat er geen actie meer vereist was voor het opruimen. [appellant] heeft niet met concrete argumenten aannemelijk gemaakt dat het college daarvoor geen kosten heeft gemaakt.
Het betoog slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.H. van den Biggelaar, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.C. Hoekstra, griffier.
w.g. Van den Biggelaar
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hoekstra
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juli 2025
860