ECLI:NL:RVS:2025:3157

Raad van State

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
202503491/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • B.P.M. van Ravels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom opgelegd aan eigenaar van landgoed in Arnhem

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 juli 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker], eigenaar van een landgoed in Arnhem. Het college van burgemeester en wethouders van Arnhem had op 27 december 2023 een last onder dwangsom opgelegd aan [verzoeker] om verschillende bouwwerken, waaronder een perceelafscheiding en twee overkappingen, te verwijderen. Dit besluit volgde op een controle door de Omgevingsdienst Regio Arnhem, die had geconstateerd dat deze bouwwerken zonder omgevingsvergunning waren gebouwd. Na een ongegrond verklaard bezwaar en een gegrond beroep bij de rechtbank Gelderland, heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van [verzoeker] afgewogen tegen die van het college en de omwonenden. [verzoeker] stelde dat de verwijdering van de bouwwerken aanzienlijke kosten met zich zou brengen, waaronder de sloop van twee sequoiabomen. Het college en de omwonenden benadrukten de noodzaak van verwijdering voor de leefbaarheid. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van [verzoeker] zwaarder wogen, omdat de bouwwerken al enige tijd aanwezig waren en de kosten van verwijdering aanzienlijk zouden zijn. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, en werd het besluit van het college geschorst voor de twee overkappingen en de twee poeren, totdat de Afdeling uitspraak doet in de bodemzaak.

Daarnaast werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [verzoeker] en het griffierecht. Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in acht moet worden genomen bij het opleggen van lasten onder dwangsom en de belangenafweging die daarbij gemaakt moet worden.

Uitspraak

202503491/2/R4.
Datum uitspraak: 15 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend in Arnhem,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 27 mei 2025 in zaak nr. 25/1724 en 25/1728 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem.
Procesverloop
Bij besluit van 27 december 2023 heeft het college [verzoeker] een last onder dwangsom opgelegd om een perceelafscheiding, twee overkappingen, een poort met gesloten hekwerk en twee poeren op het perceel [locatie] in Arnhem te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 10 maart 2025 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 mei 2025 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 10 maart 2025 vernietigd voor zover dat besluit betrekking heeft op de perceelafscheiding.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
[partij] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 3 juli 2025, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mrs. P.C.T. Bijveld en J.H. Meijer, advocaten in Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door mrs. R.A. Bozdag en S.A. Joosten, zijn verschenen. Ook is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet een overtreding heeft plaatsgevonden, is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en vóór dat tijdstip een last onder dwangsom is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, dan blijft op grond van artikel 4.23, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet op die opgelegde last onder dwangsom het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet van toepassing tot het tijdstip waarop de last volledig is uitgevoerd, de dwangsom volledig is verbeurd en betaald, of de last is opgeheven.
Bij besluit van 27 december 2023 heeft het college aan [verzoeker] een last onder dwangsom opgelegd. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       [verzoeker] is eigenaar van het landgoed [landgoed] gelegen aan de [locatie] in Arnhem. Naar aanleiding van een klacht van omwonenden heeft een toezichthouder van de Omgevingsdienst Regio Arnhem op 12 mei 2023 een controle verricht op het perceel van [verzoeker]. Tijdens die controle heeft de toezichthouder geconstateerd dat op het perceel van [verzoeker] een aantal bouwwerken zonder omgevingsvergunning zijn gebouwd. Het gaat om een perceelafscheiding in de vorm van planken, twee overkappingen, een poort met gesloten hekwerk aan de zijde van de Kemperbergerweg en twee poeren aan de zijde van de Menthenbergseweg. Bij besluit van 27 december 2023 heeft het college [verzoeker] gelast om de overtredingen te beëindigen en beëindigd te houden door de bouwwerken te verwijderen en verwijderd te houden. De hoogte van de dwangsom is voor de perceelafscheiding bepaald op € 2.000,00 per week dat de overtreding voortduurt tot een maximum van € 10.000,00, voor de overkappingen op € 2.000,00 per week dat de overtreding voortduurt tot een maximum van € 10.000,00, voor de poort aan de zijde van de Kemperbergerweg € 1.000,00 per week dat de overtreding voortduurt tot een maximum van € 5.000,00 en voor de poeren aan de zijde van de Menthenbergseweg € 1.000,00 per week dat de overtreding voortduurt tot een maximum van € 5.000,00.
Behandeling verzoek om voorlopige voorziening
3.       [verzoeker] heeft verzocht om een voorlopige voorziening die ertoe strekt dat de besluiten van 27 december 2023 en 10 maart 2025 worden geschorst tot zes weken na de uitspraak in de bodemzaak. De begunstigingstermijn is verstreken op 18 juni 2025. Het college heeft ermee ingestemd de begunstigingstermijn te verlengen tot drie weken na de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening. [verzoeker] kan zich niet vinden in de uitspraak van de rechtbank voor zover die uitspraak gaat over de twee overkappingen en de twee poeren.
4.       Deze procedure leent zich niet voor een voorlopige beoordeling van de door [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank aangevoerde beroepsgronden. De voorzieningenrechter zal de vraag of aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.
4.1.    [verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij twee poeren en twee overkappingen, die duurzaam met de grond zijn verenigd, moet slopen als hij uitvoering moet geven aan de last onder dwangsom. [verzoeker] wijst erop dat bij het verplaatsen van de poeren twee grote en dure sequoiabomen neergehaald zullen moeten worden. Verder gaan hiermee hoge kosten gepaard voor grondverzet en de huur van een kraan, aanheling van het straatwerk, aankoop van zand en klinkers, aldus [verzoeker].
4.2.    Het college heeft op de zitting aangevoerd dat de situatie tussen [verzoeker] en omwonenden al een tijdje speelt en dat het evident is dat de overkappingen en poeren verwijderd moeten worden. Het college wil dat er duidelijkheid komt. [partij] heeft in de schriftelijke uiteenzetting aangevoerd dat de situatie al geruime tijd speelt en het schappelijk is dat er nu een einde aan komt. Op de zitting heeft [partij] verder toegelicht dat de twee overkappingen zonlicht in de naastgelegen tuin wegnemen en een halve meter boven de schutting uitsteken wat geen fraai uitzicht oplevert.
4.3.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat de belangen van [verzoeker], gelet op de omstandigheid dat de twee overkappingen en poeren al enige tijd aanwezig zijn en verwijdering daarvan kosten met zich zal brengen, zwaarder wegen dan de belangen van het college en [partij]. Het college en [partij] hebben desgevraagd op de zitting geen redenen aangevoerd waarom zij de uitspraak in de bodemzaak niet kunnen afwachten.
5.       Het verzoek van [verzoeker] wordt toegewezen. De voorzieningenrechter schorst het besluit van 27 december 2023, voor zover het besluit ziet op de twee overkappingen en de twee poeren, totdat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemzaak.
6.       Het college moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem van 27 december 2023, kenmerk ODRA23HB0265, voor zover dat besluit ziet op de twee overkappingen en de twee poeren;
II.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Arnhem tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Arnhem aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 289,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.D.J.D. van der Heijden, griffier.
w.g. Van Ravels
voorzieningenrechter
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2025
954