ECLI:NL:RVS:2025:3164
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet te worden uitgezet
Op 11 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, waaronder een moeder met haar minderjarige kinderen, een voorlopige voorziening vroegen. Dit verzoek volgde op een afwijzing door de minister van Asiel en Migratie van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke afwijzing op 18 maart 2025 was gedaan. De rechtbank Den Haag had op 17 juni 2025 het beroep van verzoekers tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna verzoekers in hoger beroep gingen en tevens vroegen om een voorlopige voorziening.
De verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om te bepalen dat zij niet zouden worden uitgezet totdat er een beslissing op hun hoger beroep was genomen, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep nader onderzoek vereiste en dat de huidige procedure zich daar niet goed voor leende. Daarom werd er een voorlopige voorziening getroffen. De voorzieningenrechter bepaalde dat verzoekers niet mochten worden uitgezet totdat op het hoger beroep was beslist en veroordeelde de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van de proceskosten, die op € 907,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.