202502707/2/R3.
Datum uitspraak: 14 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, allen wonend in Drachten, gemeente Smallingerland,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Smallingerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2025 heeft de raad het bestemmingsplan "Drachten - Tussendiepen Vaartzijde" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld. Ook hebben [verzoeker] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting behandeld van 1 juli 2025, waar [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door mr. S.D. Stiemsma-Boscha, zijn verschenen. Verder is op de zitting [gemachtigde] namens de Coöperatieve Vereniging BéVé Tussendiepen verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
2. Het ontwerpplan is op 14 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
3. Deze zaak gaat over het bestemmingsplan "Drachten - Tussendiepen Vaartzijde". Dit bestemmingsplan maakt op een aantal bestaande bedrijfspercelen aan het Tussendiepen (oneven nummers) in Drachten de realisatie van bedrijfswoningen, schiphuizen, scheepshellingen en insteekhavens met ligplaatsen mogelijk. De bedrijfspercelen grenzen aan de achterzijden aan de Drachtster Feart. Een deel van de Drachtster Feart maakt eveneens deel uit van het plangebied.
3.1. Het bestemmingsplan is vastgesteld naar aanleiding van een verzoek van de eigenaren van de bedrijfspercelen waar het bestemmingsplan een bedrijfswoning mogelijk maakt. In de plantoelichting staat dat zij zijn verenigd in de Coöperatieve Vereniging BéVé Tussendiepen. Op de zitting is de rol van deze vereniging aan de orde gekomen. In dat kader is naar voren gebracht dat deze vereniging de belangen behartigt van de deelnemende eigenaren van bedrijfspercelen in het plangebied.
3.2. [verzoeker] en anderen wonen aan de [locatie 1] tot en met [locatie 2] in Drachten. De achterzijden van hun percelen grenzen aan de Drachtster Feart. Zij zijn het niet eens met het bestemmingsplan en hebben daarom beroep ingesteld. Ze hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen dat het bestemmingsplan wordt geschorst totdat de Afdeling op het beroep heeft beslist. Zij willen zo onomkeerbare gevolgen voorkomen. Aan hun verzoek hebben zij ten grondslag gelegd dat de realisering van bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met schiphuizen, scheepshellingen en of insteekhavens nadelige gevolgen heeft voor hun woon- en leefklimaat. Zij vrezen onder meer een toename van geluidhinder, inbreuk op hun privacy en dat een onveilige situatie zal ontstaan op de Drachtster Feart. Verder vrezen zij waardedaling van hun woningen en dat het bestaande groen langs de oever verdwijnt.
Conclusie van de voorzieningenrechter
4. Het verzoek van [verzoeker] en anderen wordt afgewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt spoedeisend belang. De voorzieningenrechter licht hierna toe waarom.
Spoedeisend belang
5. [verzoeker] en anderen betogen dat er een spoedeisend belang is omdat er aanwijzingen zijn dat binnenkort met gebruikmaking van het bestemmingsplan wordt overgegaan tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met de kap van bomen en verwijdering van groen op en langs de oever en de realisatie van boothuizen, boothellingen, en of insteekhavens. Zij voeren aan dat de verwachting dat binnenkort gebruik gemaakt gaat worden van de mogelijkheden in het bestemmingsplan voortkomt uit het feit dat een groot deel van de eigenaren van de bedrijfspercelen hun medewerking en financiële bijdrage hebben verleend aan het mogelijk maken van het bestemmingsplan.
Ook is een aantal ondernemers volgens [verzoeker] en anderen al gestart met het verwijderen van bomen en struiken op en langs de oever. Verder voeren [verzoeker] en anderen aan dat als er ingrepen plaatsvinden aan de oever en het groen het jaren duurt voordat de oever en het groen weer in de oorspronkelijke staat en als natuurlijke afscherming hersteld zullen zijn.
5.1. Op de zitting hebben [verzoeker] en anderen naar voren gebracht dat het hen vooral gaat om de bedrijfspercelen tegenover hun woningen. Niet in geschil is dat op het moment van de zitting van de voorzieningenrechter als het gaat om die percelen geen aanvraag is ingediend voor een omgevingsvergunning op grond van het bestemmingsplan. Gelet op de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 12 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4551, is in zoverre geen spoedeisend belang aanwezig. Op de zitting is besproken dat er al wel een omgevingsvergunning is aangevraagd voor het realiseren van een bedrijfswoning op het perceel aan het Tussendiepen 19, maar dat [verzoeker] en anderen daarbij geen belang hebben gelet op de afstand van ongeveer 500 m tot hun woningen.
5.2. Verder is niet gebleken dat de nieuwe bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt op dit moment aanleiding geven voor het uitvoeren van voorbereidende werkzaamheden die feitelijk onomkeerbare gevolgen zullen hebben en waarvoor het bestemmingsplan nodig is om deze te kunnen uitvoeren.
De voorzieningenrechter overweegt dat het voorgaande bestemmingsplan "Industrieterrein De Haven" er niet aan in de weg staat dat groen kan worden verwijderd op de percelen in het plangebied. Daar brengt inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan geen verandering in. In zoverre is er geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Op de zitting heeft de raad in dat kader toegelicht dat in de loop der jaren door onder andere verlaging van het waterpeil langs de vaart een groene oever is ontstaan met op sommige plekken bomen en struiken. Het gaat daarbij om wildgroei, waaraan de gemeente geen actief onderhoud verricht. De oever en het water van de Drachtster Feart zijn in eigendom van de gemeente. Voor zover bomen of struiken tegen de wil van de gemeente worden weggehaald, kan de gemeente daar als eigenaar tegen optreden.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat voor het afgraven van gronden voor het realiseren van insteekhavens, ligplaatsen en scheepshellingen in het bestemmingsplan een omgevingsvergunningenstelsel is opgenomen, zodat die werkzaamheden alleen mogen worden verricht als daarvoor op grond van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend. Zoals onder 5.1 is overwogen is niet in geschil dat op het moment van de zitting van de voorzieningenrechter geen aanvraag is ingediend voor een omgevingsvergunning op grond van het bestemmingsplan. Het enkele feit dat eigenaren van de bedrijfspercelen hun medewerking en financiële bijdrage hebben verleend aan het mogelijk maken van het bestemmingsplan of dat bomen en struiken worden verwijderd is, wat daar ook van zij, verder onvoldoende om aan te nemen dat op korte termijn een aanvraag zal worden ingediend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er ook in zoverre geen spoedeisend belang aanwezig. Overigens kan een omgevingsvergunning voor het afgraven van gronden voor het realiseren van insteekhavens met ligplaatsen ten behoeve van particulier gebruik op de percelen tegenover de woningen van [verzoeker] en anderen pas worden verleend als onder andere een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfswoning is verleend en de bedrijfswoning gereed is gemeld. Verder is het op grond van het voorgaande bestemmingsplan "Industrieterrein De Haven" al mogelijk om een omgevingsvergunning te verlenen voor het afgraven van gronden voor het realiseren van ligplaatsen ten behoeve van bedrijven met watersportgebonden bedrijfsactiviteiten en het afgraven van gronden voor het realiseren van een insteekhaven ten behoeve van bedrijven met watersportgebonden bedrijfsactiviteiten en/of watergerelateerde bedrijfsactiviteiten. Ook hierin brengt inwerkingtreding van voorliggend bestemmingsplan dus geen verandering. Voor zover [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd dat er in strijd met het bestemmingsplan wordt gehandeld, is dit een kwestie van handhaving.
Conclusie en proceskosten
6. De voorzieningenrechter ziet, gelet op wat hiervoor is overwogen aanleiding om het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Wel wijst de voorzieningenrechter erop dat [verzoeker] en anderen een nieuw verzoek om voorlopige voorziening kunnen indienen als zich nieuwe of andere omstandigheden voordoen die maken dat alsnog een voorlopige voorziening moet worden getroffen voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan op het beroep.
7. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.B. Blomberg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.
w.g. Blomberg
voorzieningenrechter
w.g. Alderlieste
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2025
590