ECLI:NL:RVS:2025:3206

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
202501326/1/A3 en 202501326/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging naam in basisregistratie personen na verhuizing

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar op 14 november 2023 het verzoek van [verzoeker] om zijn naam in de basisregistratie personen (brp) te wijzigen afgewezen. [Verzoeker] was eerder ingeschreven in de brp door de gemeente Cranendonck zonder voornaam, onder de geslachtsnaam [naam] [naam] [naam] [verzoeker]. Na zijn verhuizing naar Wassenaar op 16 september 2023 heeft hij de gemeente Cranendonck verzocht om rectificatie van zijn naam. Dit verzoek werd doorgestuurd naar het college, dat het afwees omdat er geen brondocument was dat de onjuistheid van de geregistreerde gegevens aantoonde. Het college handhaafde dit besluit in bezwaar.

De rechtbank Den Haag verklaarde op 15 januari 2025 het beroep van [verzoeker] ongegrond, waarop hij hoger beroep instelde bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 26 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. [Verzoeker] betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat rectificatie alleen mogelijk was met een sterker brondocument dan zijn eigen verklaring. Hij stelde dat hij geen brondocument kon verkrijgen van de Egyptische autoriteiten en dat zijn naam in strijd was met Egyptisch recht. De rechtbank had volgens hem een belangenafweging in zijn voordeel moeten maken en had de artikelen van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens geschonden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de gronden van [verzoeker] in hoger beroep grotendeels herhalingen waren van zijn eerdere argumenten. De rechtbank had gemotiveerd op deze gronden gereageerd en de Afdeling bevestigde het oordeel van de rechtbank dat het college het verzoek van [verzoeker] terecht had afgewezen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat er geen grond meer voor was. Het college hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202501326/1/A3 en 202501326/2/A3.
Datum uitspraak: 18 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb, op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 januari 2025 in zaak nr. 24/2541 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar.
Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2023 heeft het college het verzoek van [verzoeker] om zijn naam in de basisregistratie personen (hierna: de brp) te wijzigen, afgewezen.
Bij besluit van 9 februari 2024 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 januari 2025 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 26 juni 2025, waar het college, vertegenwoordigd door N. Ramial, is verschenen.
Overwegingen
Kortsluiting
1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Inleiding
2.       De gemeente Cranendonck heeft [verzoeker] ingeschreven in de brp zonder voornaam, onder de geslachtsnaam [voornamen] [achternaam verzoeker]. Op 16 september 2023 is [verzoeker] verhuisd van Cranendonck naar Wassenaar. Bij brief van 20 september 2023 heeft [verzoeker] de gemeente Cranendonck verzocht om rectificatie van zijn naam in de brp. De gemeente heeft dit verzoek doorgestuurd naar het college. Het college heeft het verzoek van [verzoeker] afgewezen omdat er geen brondocument is waaruit blijkt dat de gegevens die zijn geregistreerd op grond van de eerdere verklaring van [verzoeker] onjuist zijn. Het college heeft dit besluit in bezwaar gehandhaafd.
3.       De rechtbank heeft onder meer overwogen dat [verzoeker] geen sterker brondocument dan zijn eigen eerdere verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat zijn naam onjuist in de brp is geregistreerd. Daarom heeft het college het verzoek van [verzoeker] terecht afgewezen, aldus de rechtbank.
Beoordeling van het hoger beroep
4.       [verzoeker] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat rectificatie in de brp slechts mogelijk is met een sterker brondocument dan zijn eigen eerdere verklaring. De brp vereist volgens [verzoeker] geen brondocument voor rectificatie. De rechtbank miskent dat [verzoeker] geen brondocument kan verkrijgen van de Egyptische autoriteiten. Hij stelt dat hij met de andere overgelegde documenten voldoende heeft bewezen dat zijn naam niet juist in de brp is geregistreerd. [verzoeker] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zijn naam in de brp in strijd is met Egyptisch recht. Het college had volgens [verzoeker] een belangenafweging in zijn voordeel moeten maken. Tot slot betoogt [verzoeker] dat het college de artikelen 6, 8, 9, 13, 14 en 18, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden heeft geschonden door zijn verzoek af te wijzen.
5.       De gronden die [verzoeker] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn zo goed als een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op deze gronden ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in de onder 5. tot en met 6. opgenomen overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd en deelt het oordeel van de rechtbank dat het college het verzoek van [verzoeker] terecht heeft afgewezen. De Afdeling voegt daar aan toe dat [verzoeker] ook in hoger beroep geen sterker brondocument dan zijn eigen eerdere verklaring heeft overgelegd.
Het betoog slaagt niet.
Slotsom
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
7.       Omdat uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat geen grond meer.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Singh, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Singh
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2025
990