ECLI:NL:RVS:2025:3213

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
202503181/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere uitspraak inzake bestuursrechtelijke procedure

Op 16 juli 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van [verzoekster] tot herziening van een eerdere uitspraak van 28 mei 2025. In die eerdere uitspraak werd het beroep van [verzoekster] tegen een besluit van 23 januari 2025 ongegrond verklaard. [verzoekster] verzocht om herziening op basis van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een onherroepelijke uitspraak te herzien op grond van nieuwe feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak plaatsvonden en niet bekend waren bij de indiener van het verzoek. Tijdens de zitting op 17 juni 2025 heeft [verzoekster] toegelicht dat het verval van haar studiepunten de reden was voor haar verzoek om herziening, en dat dit de disproportionaliteit van het eerdere besluit benadrukt. De Afdeling oordeelde echter dat deze omstandigheid redelijkerwijs vóór de eerdere uitspraak bekend had kunnen zijn en dat het verzoek om herziening daarom niet kon worden ingewilligd. De Afdeling wees het verzoek af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

202503181/1/A2.
Datum uitspraak: 16 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoekster], wonend in [woonplaats] (Duitsland),
verzoekster,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 28 mei 2025, in zaak nr. 202501533/1/A2.
Procesverloop
Bij uitspraak van 28 mei 2025, in zaak nr. 202501533/1/A2, ECLI:NL:RVS:2025:2440, heeft de Afdeling het beroep van [verzoekster] tegen het besluit van 23 januari 2025 ongegrond verklaard.
[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
[verzoekster] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juni 2025, waar [verzoekster] via een videoverbinding is verschenen.
Overwegingen
1.       Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.       De Afdeling stelt voorop dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet kan worden gebruikt om het geschil, waarover bij uitspraak is beslist, opnieuw aan de rechter voor te leggen. Ook is dit rechtsmiddel niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten, die in een eerdere procedure naar voren zijn gebracht of hadden kunnen worden gebracht, opnieuw of alsnog naar voren te brengen en daarmee het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.
3.       Op de zitting heeft [verzoekster] toegelicht dat het verval van haar studiepunten de reden is geweest om een verzoek om herziening in te dienen. Dit benadrukt volgens haar de disproportionaliteit van het besluit van 23 januari 2025. Dit is echter een omstandigheid waar zij redelijkerwijs vóór de uitspraak van 28 mei 2025 mee bekend had kunnen zijn en die zij daardoor ook in de eerdere procedure naar voren had kunnen brengen. Gelet op wat onder 2 is overwogen, kan deze omstandigheid daarom niet leiden tot herziening van de uitspraak.
4.       Het verzoek wordt afgewezen.
5.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2025
284-1160