202501575/1/A2.
Datum uitspraak: 16 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Open Universiteit (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 3 september 2024 is aan [appellant] het cijfer 5,5 toegekend voor tentamendeel 2 van de cursus Inleiding privaatrecht (RB0204).
Bij beslissing van 15 januari 2025, verzonden op 10 februari 2025, heeft het CBE het daartegen gerichte administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] bij de Afdeling beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 8 mei 2025, waar [appellant] en het CBE, vertegenwoordigd door mr. A.L.H. Soons-Koopman, via videoverbinding zijn verschenen. Verder is op de zitting de commissie voor de examens, vertegenwoordigd door mr. M.F.R.H. Ruijschop, via videoverbinding gehoord.
Overwegingen
1. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.
Inleiding
2. [appellant] heeft bij de Open Universiteit (hierna: OU) de cursus ‘Inleiding privaatrecht’ gevolgd. Voor deze cursus geldt dat per 1 september 2023 de lesstof niet meer wordt getoetst in één tentamen, maar dat de lesstof is opgesplitst en wordt getoetst over meerdere tentamens. Dit wordt binnen de OU ‘just-in-time’-toetsen genoemd. De tentaminering van de cursus bestaat daarom per 1 september 2023 uit het afleggen van twee digitaal individueel tentamens (DIT) en een bijzondere verplichting in de vorm van een opdracht. De twee deeltentamens tellen samen mee voor 80% van het eindcijfer voor de cursus. De bijzondere verplichting telt mee voor 20% van het eindcijfer. Deeltentamen 1 bestaat uit alleen meerkeuzevragen. Deeltentamen 2 bestaat uit meerkeuzevragen en een open vraag. In geschil is de wijze waarop vorm is gegeven aan deeltentamen 2 en de beoordeling daarvan.
[appellant] heeft deeltentamen 2 op 31 augustus 2024 afgelegd. Op 3 september 2024 heeft de commissie voor de examens hem bericht dat hij voor het tentamen een 5,5 heeft behaald. [appellant] is het niet eens met de beoordeling van het deeltentamen en heeft tegen het resultaat administratief beroep ingesteld bij het CBE.
Het administratief beroep bij het CBE
3. Het CBE heeft geoordeeld dat de beoordeling van het tentamen in stand blijft. Het CBE heeft overwogen dat op grond van artikel 2.2.1, eerste lid, van het Examenreglement 2023-2024 (hierna: het examenreglement) de examinator exclusief belast is met het vaststellen van de inhoud en het afnemen van tentamens, en de vaststelling van de uitslag daarvan. Het CBE heeft het toetsbeleid niet inhoudelijk beoordeeld, omdat de examinator dit zelf mag invullen. Wel heeft het CBE overwogen dat niet is gebleken dat de examinator ingaat tegen het toetsbeleid van de faculteit. Het CBE heeft vervolgens overwogen dat de examinator de puntentoekenning/puntenaftrek voldoende concreet heeft gerelateerd aan de door [appellant] gegeven antwoorden en de ontbrekende elementen in zijn antwoord, waarvoor de door hem betwiste vragen niet uit het tentamen hoeven te worden verwijderd.
Dat er bij de beoordeling puntenaftrek heeft plaatsgevonden heeft het CBE, gelet op de toelichting van de examinator, gerechtvaardigd geacht. Een tentamen toetst onder meer of een student de cursusstof voldoende beheerst en van studenten mag worden verwacht dat zij een concreet, op de vraag toegespitst antwoord kunnen formuleren. Het CBE heeft in dat verband ook overwogen dat transparantie over de puntenaftrek bij de beoordeling van een tentamen wenselijk is, maar dat het ontbreken van transparantie niet maakt dat de gegeven beoordeling onjuist is.
Het CBE heeft tot slot overwogen dat [appellant] ten onrechte geen inzage had in het tentamen, maar dat die omissie recht is gezet door middel van het verweerschrift in administratief beroep, waardoor voldoende inzicht is gegeven in de beoordeling van de antwoorden en het antwoordmodel.
Het beroep bij de Afdeling en de beoordeling daarvan
4. [appellant] is het niet eens met de beslissing van het CBE en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Afdeling. Hierna zijn de beroepsgronden van [appellant] per onderwerp aangegeven, met aansluitend het oordeel van de Afdeling.
Onpartijdigheid en onafhankelijkheid van het CBE
5. [appellant] betoogt dat het CBE niet onafhankelijk is, omdat het onder meer bestaat uit leden die afkomstig zijn uit het wetenschappelijk personeel van de OU. Doordat de examinator onderdeel is van het wetenschappelijk personeel wordt de schijn van partijdigheid gewekt. Hierdoor is de beslissing van het CBE in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder het verbod van vooringenomenheid als bedoeld in artikel 2:4 van de Awb. Ook is de beslissing in strijd met het onpartijdigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
5.1. Ingevolge artikel 7.60, vierde lid, derde volzin, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: Whw) bestaat het CBE buiten de voorzitter voor ten minste de helft uit docenten, onderscheidenlijk leden van de wetenschappelijke staf van de betrokken instelling. Dat zowel de examinator, als leden van het CBE deel uitmaken van de wetenschappelijke staf van de OU leidt op zichzelf dan ook niet tot de slotsom dat het CBE niet onafhankelijk is. Het is aan het CBE bij de samenstelling van de kamer die een administratief beroep behandelt de onafhankelijkheid en onpartijdigheid te waarborgen. Niet is gebleken dat het CBE bij de samenstelling van de kamer die de beslissing heeft genomen van 15 januari 2025, niet aan de vereisten als bedoeld in artikel 7.60 van de Whw of het Reglement van Orde CBE OU heeft voldaan. Hoewel niet vereist, zijn de leden van de betrokken kamer daarnaast niet werkzaam bij de faculteit Rechtswetenschappen waar de cursus Inleiding privaatrecht onder valt. [appellant] heeft in beroep ook verder geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat de leden van het CBE de beslissing niet onafhankelijk en onpartijdig hebben genomen. Het betoog dat is gehandeld in strijd met artikel 2:4 van de Awb en artikel 6 van het EVRM faalt.
Inzage van de antwoorden en het antwoordmodel
6. [appellant] betoogt dat hij ten onrechte geen inzage heeft gehad in het antwoordmodel voor in het bijzonder de open vraag en dat dit niet slechts een omissie van de examinator was, omdat dit zijn standaard werkwijze is. Pas bij het starten van de (administratief) beroepsprocedure heeft hij alsnog inzage in het tentamen en het antwoordmodel gekregen.
6.1. De examinator heeft, wellicht pas na de bekendmaking van het resultaat, maar voordat de zaak op zitting werd gebracht bij het CBE, bij de beantwoording van de open vraag bij ieder onderdeel aan de hand van het antwoordmodel uitgebreid toegelicht en inzichtelijk gemaakt hoe hij tot zijn beoordeling is gekomen. De Afdeling is met het CBE van oordeel dat dit eerder had gemoeten, maar dat de omissie van de examinator is rechtgezet en dat alsnog voldoende zorgvuldig is toegelicht waarom niet meer punten konden worden toegekend voor de door [appellant] gegeven antwoorden. Hoewel de Afdeling begrijpt dat er voor [appellant] onduidelijkheid bestond over de beoordeling, valt niet in te zien dat hij hierdoor inhoudelijk is benadeeld. Hij heeft ook tijdig tegen de beoordeling bij het CBE zijn gronden kunnen aanvoeren.
6.2. Het betoog slaagt niet.
Het beleid van de faculteit
7. [appellant] betoogt dat de examinator in strijd heeft gehandeld met het ‘just-in-time’ toetsen van de faculteit, doordat in de open vraag bij deeltentamen 2 is gevraagd naar lesstof van de gehele cursus. Daardoor kunnen studenten niet een gedeelte van de lesstof afronden, zoals beoogd met het ‘just-in-time’ toetsen.
In het kader van deze beroepsgrond is aan [appellant] op de zitting gevraagd op welke wijze de examinator in strijd met Toetskader Open Universiteit (hierna: het Toetskader) heeft gehandeld. [appellant] heeft aangegeven dat niet in strijd met de inhoud van het Toetskader of het beleid van de faculteit is gehandeld, maar met de strekking ervan.
7.1. De Afdeling volgt [appellant] daar niet in. Het universitaire Toetskader bevat geen bepalingen over just-in-time toetsen. Dit wordt wel benoemd in het bericht van 1 september 2023, maar dit bericht is niet slechts voor één uitleg vatbaar. Het bericht kan ook worden uitgelegd als te zijn bedoeld om de tentamenstof op te splitsen in twee tentamendelen, zodat niet alle lesstof in één keer worden bevraagd. Dat betekent niet dat als lesstof in een van de deeltentamens is bevraagd die lesstof vervolgens in een ander deeltentamen niet meer mag worden bevraagd.
7.2. De manier waar op de examinator het tentamen vorm heeft gegeven, is niet in strijd met het universitaire Toetskader of de regels van de faculteit. Daarnaast is aan de studenten via de digitale leeromgeving voorafgaand aan het tentamen meegedeeld dat de lesstof van alle leereenheden in de vorm van een open vraag (ook) in deeltentamen 2 aan bod zou kunnen komen. [appellant] is daarom ook niet benadeeld door de wijze waarop de examinator vorm heeft gegeven aan deeltentamen 2.
7.3. Het betoog slaagt niet.
Puntenaftrek voor foute antwoorden
8. [appellant] betoogt tot slot dat de beoordeling door de examinator erop neerkomt dat hij voor de beantwoording van de vraag dubbel wordt gestraft. Bij een onjuiste beantwoording van de open vraag worden namelijk niet alleen geen punten toegekend, maar vindt er ook puntenaftrek plaats. Het antwoordenmodel biedt volgens [appellant] voor die wijze van beoordeling geen grondslag. De wijze van beoordeling is bovendien in strijd met artikel 2.2.3, tweede lid, in samenhang gelezen met artikel 2.2.8, eerste lid, van het examenreglement. Het CBE heeft daardoor onder 2.15 van zijn beslissing ten onrechte overwogen dat de beoordeling van de open vraag aan de hand van het antwoordmodel heeft plaatsgevonden. Dat de examinator exclusief belast is met de vaststelling van de uitslag van het tentamen, betekent niet dat die bevoegdheid zo ver strekt dat mag worden afgeweken van het examenreglement, aldus [appellant].
8.1. De Afdeling is met het CBE van oordeel dat het toepassen van puntenaftrek als zodanig niet in strijd is met de Whw of regelgeving binnen de OU. De Afdeling is wel van oordeel dat puntenaftrek niet mag leiden tot onevenredig nadeel voor een student. Dit betekent dat als een examinator puntenaftrek toepast, dit niet mag leiden tot een negatieve score voor de beantwoording van de desbetreffende tentamenvraag. Bij de toepassing van puntenaftrek is het daarnaast van belang om dit zo transparant mogelijk te doen, zodat willekeur wordt voorkomen. Transparantie kan worden bereikt door studenten in de studiegids, vóór het tentamen of tijdens het tentamen te informeren dat niet alleen geen punten worden toegekend voor foutieve antwoorden, maar dat er ook puntenaftrek kan plaatsvinden. Ook kan transparantie worden bereikt door in een beoordelingsformulier of antwoordmodel op te nemen dat de examinator de mogelijkheid heeft om puntenaftrek toe te passen en hoe daar vorm aan kan worden gegeven.
8.2. Bij de beoordeling van de in het geschil zijnde open tentamenvraag heeft er puntenaftrek plaatsgevonden. Dit is aan [appellant] niet vóór of tijdens het tentamen kenbaar gemaakt. Dit is achteraf wel gebeurd, namelijk bij de inzage in de beoordeling door de examinator. Daarbij heeft de examinator inzichtelijk gemaakt hoe de beoordeling tot stand is gekomen. De examinator heeft ook aangegeven dat er puntenaftrek heeft plaatsgevonden, op welke wijze en waarom. Deze toelichting is voldoende duidelijk en zorgvuldig. De Afdeling is dan ook van oordeel dat [appellant] niet is benadeeld door het bij hem niet vooraf bekend zijn van de mogelijkheid van puntenaftrek. Daarbij neemt de Afdeling in overweging dat niet is gebleken dat de examinator enkel bij [appellant] puntenaftrek heeft toegepast of dat dit inconsequent is gebeurd. Dat de beoordeling zou hebben kunnen leiden tot een negatief aantal punten voor de beantwoording van de tentamenvraag leidt alleen daarom al niet tot vernietiging, omdat die situatie zich hier niet heeft voorgedaan.
8.3. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent voor [appellant] dat het resultaat voor deeltentamen 2 in stand blijft.
10. Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2025
284-1089
BIJLAGE
WET OP HET HOGER ONDERWIJS EN WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK
Titel 1. Het onderwijs, de examens en de promoties
Paragraaf 1. Het onderwijs en de examens
Artikel 7.12c. Examinatoren
1. Voor het afnemen van tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan wijst de examencommissie examinatoren aan.
[…]
Titel 4. Rechtsbescherming van studenten en extraneï
Paragraaf 2. College van beroep voor de examens; geschillencommissie
Artikel 7.60. College van beroep voor de examens
[…]
4. […] Buiten de voorzitter bestaat het college voor tenminste de helft uit docenten, onderscheidenlijk leden van de wetenschappelijke staf.
[…]
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Hoofdstuk 2. Verkeer met bestuursorganen
Afdeling 2.1. Algemene bepalingen
Artikel 2:4
1. Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.
2. Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.
Artikel 8:4
[…]
3. Geen beroep kan worden ingesteld tegen een besluit:
[…]
b. inhoudende een beoordeling van het kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing,
[…]
EXAMENREGLEMENT 2023-2024
Hoofdstuk 2. Tentaminering
Paragraaf 2. Tentaminering
Artikel 2.2.1 Examinatoren, correctoren
1. De CvE wijst, uit het personeel van de Open Universiteit dat met het verzorgen van onderwijs in de betreffende onderwijseenheid is belast dan wel uit deskundigen buiten de Open Universiteit, examinatoren en plaatsvervangende examinatoren aan die onder haar verantwoordelijkheid belast zijn met het vaststellen van de inhoud en het afnemen van de tentamens, alsmede met de vaststelling van de uitslag daarvan.
[…]
Artikel 2.2.3 Inhoud van het tentamen
1. Het tentamen omvat het door de examinator te verrichten onderzoek naar kennis, en/of inzicht en/of vaardigheden en/of competenties en/of - voorkomende gevallen - beroepshoudingen die door een student met behulp van de desbetreffende cursus zijn verworven, alsmede de beoordeling door de examinator van de resultaten van dat onderzoek.
2. Examinatoren dan wel correctoren beoordelen het in lid 1 bedoelde onderzoek aan de hand van een (voorlopig) antwoordmodel.
3. De vragen en opgaven die tijdens een tentamen worden opgesteld, gaan de tevoren bekendgemaakte tentamenstof niet te buiten.
4. Uit de vraagstelling en/of de tentameninstructie moet blijken op welke wijze de vragen of opgaven door de kandidaat beantwoord moeten woorden.
Artikel 2.2.8 (Voorlopig) antwoordmodel
1. Na een DGT-tentamen wordt het voorlopig antwoordmodel door OL/TenC gepubliceerd op de online leeromgeving, met uitzondering van de geheime tentamens. Het (voorlopig) antwoordmodel bevat informatie over het juiste antwoord per vraag, het aantal per vraag of per vraagonderdeel te behalen punten en een verwijzing naar het leerstofonderdeel waarin de betreffende stof is behandeld.
[…]