202502441/2/A3.
Datum uitspraak: 26 juni 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster A], [verzoekster B], Houmest B.V. en Dava Varkensbedrijf (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoekster]), gevestigd in Wintelre, gemeente Eersel,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant (hierna: de rechtbank) van 25 april 2025 in zaken nrs. 25/536 en 25/527 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Eersel.
Openbare zitting gehouden op 26 juni 2025 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. N. Verheij, voorzieningenrechter
griffier: mr. D. Singh
Verschenen:
[verzoekster], vertegenwoordigd door mr. drs. A.C.M. Brom;
het college, vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat in Nijmegen, P. Bakermans en mr. R.F.M. Valkenaars;
Het verzoek richt zich tegen de uitspraak van 25 april 2025 van de rechtbank Oost-Brabant. [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.
De voorzieningenrechter legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
1. De Stichting Regionale Omroep Brabant heeft het college verzocht om openbaarmaking van documenten over [verzoekster] op grond van de Wet open overheid (hierna: de Woo). De Stichting Regionale Omroep Brabant vraagt om ‘toezicht documenten, waaronder die van de omgevingsdienst; handhavingsdocumenten, vergaderstukken, waaronder besluiten, besluitenlijsten en notulen; rapporten, adviezen en datasets’ van 1 november 2019 tot 14 juli 2023. Het college heeft bij besluit van 28 mei 2024 het verzoek deels toegewezen. Bij besluit van 30 januari 2025 heeft het college het bezwaar van [verzoekster] gegrond verklaard en het besluit van 28 mei 2024 herroepen omdat een aantal van de openbaar te maken documenten processtukken betreffen die buiten de reikwijdte van het Woo-verzoek vallen. Het college heeft daarom besloten om minder documenten openbaar te maken.
2. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht heeft besloten om de documenten openbaar te maken zoals zij heeft beoogd in het besluit van 30 januari 2025. De rechtbank heeft daarom het beroep van [verzoekster] ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
3. Het verzoek van [verzoekster] strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak in hoger beroep de documenten niet openbaar maakt. De openbaarmaking van de stukken zal haar onevenredig benadelen, aldus [verzoekster].
4. Het hoger beroep van [verzoekster] gaat over de vraag of de informatie in de gevraagde documenten milieu-informatie is in de zin van artikel 5.1., zevende lid, van de Woo. Deze rechtsvraag is een principiële vraag en leent zich niet voor beantwoording in de voorlopige voorzieningenprocedure, maar zal in de bodemprocedure aan de orde komen. Daarom zal de voorzieningenrechter de vraag of vooruitlopend op de beoordeling van het hoger beroep een voorlopige voorziening moet worden getroffen, beantwoorden aan de hand van een belangenafweging. [verzoekster] heeft op de zitting bij de Afdeling toegelicht dat zij belang heeft bij toewijzing van de voorlopige voorziening omdat zij bij openbaarmaking van de documenten onevenredig zal worden benadeeld. Zij vreest voor haar goede reputatie, onder andere omdat ingetrokken besluiten waarin aan [verzoekster] lasten onder dwangsom zijn opgelegd, openbaar zullen worden gemaakt. Ook zullen bedrijfs- en fabricagegegevens die door haar vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld, openbaar worden gemaakt. Het belang van het college is gelegen in het algemeen belang bij openbaarmaking.
5. De voorzieningenrechter ziet in wat [verzoekster] heeft aangevoerd over artikel 5.1., zevende lid, van de Woo geen reden om een zwaarder wegend belang van [verzoekster] dan het algemeen belang bij openbaarmaking van de documenten aan te nemen. Niet is gebleken dat [verzoekster] bij openbaarmaking van de gevraagde documenten rechtbank onevenredig zal worden benadeeld. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat op voorhand niet onaannemelijk is dat de uitspraak van de stand zal houden.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Singh
griffier
990