ECLI:NL:RVS:2025:3292

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
202502038/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering exploitatievergunning voor SHG-shop in Enschede na advies van het Landelijk Bureau Bibob

Op 17 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin [verzoeker] een voorlopige voorziening vroeg tegen de weigering van de burgemeester van Enschede om een exploitatievergunning voor een smart-, head- en giftshop te verlenen. De burgemeester had op 8 november 2023 de vergunning geweigerd op basis van een advies van het Landelijk Bureau Bibob, dat concludeerde dat er een ernstig gevaar bestond dat de vergunning zou worden gebruikt voor strafbare feiten. De burgemeester had ook het vermoeden dat [verzoeker] valsheid in geschrifte had gepleegd om de vergunning te verkrijgen. Na een ongegrond verklaard bezwaar en een ongegrond beroep bij de rechtbank Overijssel, stelde [verzoeker] hoger beroep in en vroeg om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat er spoedeisend belang was, maar zag onvoldoende aanleiding om de weigering van de vergunning te betwisten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester terecht had geweigerd, gezien de ernst van de strafbare feiten en het advies van het LBB. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de burgemeester hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202502038/2/A3.
Datum uitspraak: 17 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], handelend onder de [naam], wonend in Enschede,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 27 februari 2025 in zaak nr. 24/2959 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de burgemeester van Enschede.
Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2023 heeft de burgemeester geweigerd aan [verzoeker] een exploitatievergunning voor een smart-, head- en giftshop (hierna: SHG-shop) te verlenen.
Bij besluit van op 4 juni 2024 heeft de burgemeester het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 februari 2025 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juli 2025, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. H.A. Pasveer, advocaat te Enschede, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.E. van Gilst, advocaat te Wageningen, vergezeld door B. Koopmans, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       [verzoeker] is sinds 1 juni 2021 eigenaar van SHG-shop "[naam]", gevestigd aan de [locatie] in Enschede. In 2022 is een vergunningstelsel ingevoerd voor SHG-shops. Een SHG-shop mag niet meer worden geëxploiteerd zonder vergunning van de burgemeester. [verzoeker] heeft daarom op 30 maart 2022 een exploitatievergunning aangevraagd. De burgemeester heeft deze aanvraag afgewezen. Daaraan heeft de burgemeester een advies van het Landelijk Bureau Bibob (hierna: LBB) ten grondslag gelegd. Het LBB concludeert dat er een ernstig gevaar bestaat dat de gevraagde vergunning ook zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Daarnaast bestaat volgens het LBB het vermoeden dat [verzoeker] een strafbaar feit heeft gepleegd om de vergunning te verkrijgen, namelijk valsheid in geschrifte. De burgemeester heeft het tegen de weigering gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Sindsdien exploiteert [verzoeker] de SHG-shop zonder de benodigde exploitatievergunning. De burgemeester heeft inmiddels een last onder dwangsom opgelegd strekkende tot sluiting van de shop met ingang van 18 juli 2025.
Aangevallen uitspraak
3.       De rechtbank heeft het door [verzoeker] ingestelde beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester de conclusie dat sprake is van ernstig gevaar dat [verzoeker] in relatie staat tot strafbare feiten mag baseren op het advies van het LBB. De burgemeester mag ook op basis van het advies van het LBB concluderen dat ernstig gevaar bestaat dat de gevraagde exploitatievergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Ook mag de burgemeester het vermoeden van valsheid in geschrifte volgens de rechtbank betrekken in de weigering van de exploitatievergunning als strafbaar feit dat samenhangt met de vergunning. De burgemeester is dan ook bevoegd om de door [verzoeker] gevraagde exploitatievergunning te weigeren. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze weigering evenredig is met de mate van het gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
Verzoek om een voorlopige voorziening
4.       [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat [verzoeker] mag handelen als ware de exploitatievergunning wel verleend. Daartoe betoogt [verzoeker] dat de uitspraak van de rechtbank zodanige gebreken bevat dat de sluiting van de SHG-shop daar niet op kan worden gebaseerd. Ook bestaat de winkel sinds 2017 en de vergunningplicht vanaf 1 januari 2022. Door het tijdverloop is er geen inhoudelijke reden om de winkel nu op korte termijn te sluiten. Verder zal sluiting van de shop tot het faillissement van [verzoeker] leiden. Dit is onevenredig gelet op het Bibob-dossier, waarin maar één strafrechtelijke veroordeling met een boete van € 200,00 staat.
Beoordeling van het verzoek
5.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op de last onder dwangsom tot sluiting van de SHG-shop, spoedeisend belang aanwezig is. De voorzieningenrechter zal het verzoek aan de hand van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel beoordelen.
6.       Op grond van artikel 2:91, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) gemeente Enschede 2009 kan de burgemeester de exploitatievergunning voor een SHG-shop weigeren indien naar zijn oordeel door de aanwezigheid van de inrichting de openbare orde en veiligheid wordt aangetast of het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting nadelig wordt beïnvloed.
Gelet op artikel 2.1, eerste lid, onder d, van de Beleidsregel Wet Bibob gemeente Enschede 2019 vindt bij elke aanvraag voor een vergunning voor het exploiteren van een SHG-shop een Bibob-onderzoek plaats.
Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob), kan de burgemeester de exploitatievergunning weigeren indien ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen.
Op grond van artikel 3, zesde lid, van de Wet Bibob, kan de exploitatievergunning ook worden geweigerd indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde vergunning een strafbaar feit is gepleegd.
7.       De burgemeester heeft de volgende feiten aan de weigering ten grondslag gelegd:
- valsheid in geschrift op 8 mei 2023;
- handelen in strijd met de Opiumwet op 5 april 2023;
- poging tot afpersing op 10 december 2022;
- handelen in strijd met de Wet wapens en munitie op 18 juni 2022;
- handelen in strijd met de Opiumwet van 23 september tot en met 6 oktober 2021;
- handelen in strijd met de Verordening (EU) nr. 952/2013 op 21 september 2021;
- handelen in strijd met de Opiumwet op 18 juni 2018;
- handelen in strijd met de Participatiewet op een moment voor 22 december 2017.
8.       De voorzieningenrechter ziet vooralsnog onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat de uitspraak van de rechtbank in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. In die uitspraak heeft de rechtbank de onder 7 genoemde omstandigheden een voor een besproken en gemotiveerd waarom die, met uitzondering van de overtreding van de Participatiewet, mede in het licht van de andere omstandigheden, waaronder het zakelijk samenwerkingsverband met [persoon], voldoende aanleiding geven voor het oordeel dat [verzoeker] in relatie staat tot strafbare feiten en ernstig gevaar bestaat dat de gevraagde exploitatievergunning mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. De voorzieningenrechter ziet daarom op voorhand onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat de burgemeester de vergunning niet heeft mogen weigeren.
9.       Voor zover [verzoeker] betoogt dat er door het tijdverloop geen inhoudelijke reden is om de SHG-shop op korte termijn te sluiten en dat sluiting zal leiden tot een faillissement, merkt de voorzieningenrechter het volgende op. Bij de behandeling van het verzoek is naar voren gekomen dat volgens een op ambtseed en ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van de politie van 8 juli 2025 bij een controle op 10 april 2025 11 joints, 34 gripzakjes met een onbekende substantie, en 3 zakjes met een substantie met de uiterlijke kenmerken van hasjiesj in de SHG-shop zijn aangetroffen. De verbalisant herkende de inhoud van de gripzakjes als gedroogde henneptoppen en verschillende MMC-varianten. Gelet op deze recente constatering en het belang van de burgemeester bij het voorkomen van facilitering van strafbare feiten en daarmee het voorkomen van aantasting van de openbare orde en veiligheid, is het tijdverloop en de - niet met stukken onderbouwde - financieel-economische situatie van [verzoeker] geen reden om de verzochte voorlopige voorziening te treffen.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
10.     Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
11.     De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. van Deventer-Lustberg, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Van Deventer-Lustberg
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2025
1105