ECLI:NL:RVS:2025:33

Raad van State

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
202406711/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om extra toetskans voor onderwijseenheid Kopen: Adviseren in de buurt door examencommissie Hogeschool van Amsterdam

In deze zaak heeft de Raad van State uitspraak gedaan over het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om een extra kans voor de onderwijseenheid ‘Kopen: Adviseren in de buurt’ door de examencommissie van de Hogeschool van Amsterdam. [appellant] is in het studiejaar 2023/2024 gestart met de opleiding HBO-Rechten en heeft alle onderwijseenheden van het eerste jaar met een voldoende afgerond, behalve de genoemde onderwijseenheid. Hij heeft bij de eerste kans een 5 behaald en bij de herkansing kreeg hij een ‘GR’ (Geen Resultaat) omdat zijn werk het maximum aantal toegestane woorden overschreed. De examencommissie heeft zijn verzoek om een extra kans afgewezen, verwijzend naar de Onderwijs- en Examenregeling (OER) die minimaal twee kansen per studiejaar voorschrijft.

Na een administratief beroep bij het college van beroep voor de examens (CBE), dat het verzoek ongegrond verklaarde, heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Raad van State. Hij voerde aan dat de examencommissie op grond van het evenredigheidsbeginsel had moeten afwijken van de richtlijnen, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder het verlies van zijn baan en de daaruit voortvloeiende financiële stress. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het CBE onvoldoende had gemotiveerd waarom het verzoek van [appellant] niet was toegewezen. De Raad heeft de beslissing van het CBE vernietigd, maar de rechtsgevolgen van die beslissing in stand gelaten, omdat de afwijzing van het verzoek niet in strijd was met het evenredigheidsbeginsel.

De Raad heeft bepaald dat de proceskosten door het CBE moeten worden vergoed en heeft het griffierecht aan [appellant] terugbetaald. De uitspraak is gedaan op 8 januari 2025.

Uitspraak

202406711/1/A2.
Datum uitspraak: 8 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 22 mei 2024 heeft de examencommissie van de opleiding HBO-Rechten voltijd van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: de examencommissie) het verzoek van [appellant] om een extra kans voor de onderwijseenheid ‘Kopen: Adviseren in de buurt’ afgewezen.
Bij beslissing van 3 oktober 2024 heeft het CBE het door [appellant] daartegen administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 19 december 2024, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het CBE, vertegenwoordigd door mr. M.C. Werner, vergezeld door drs. S.C.M. Dings, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] is in het studiejaar 2023/2024 gestart met de opleiding HBO-Rechten aan de Hogeschool van Amsterdam. Hij heeft in dat studiejaar alle onderwijseenheden van het eerste jaar met een voldoende afgerond, behalve Kopen: Adviseren in de buurt. Hij heeft hiervoor bij de eerste kans een 5 gekregen en bij de herkansing is zijn ingeleverde werk beoordeeld met een ‘GR’ (Geen Resultaat), omdat dit het maximum aantal toegestane woorden oversteeg. [appellant] heeft de examencommissie om een extra kans gevraagd.
2.       De examencommissie heeft dat verzoek bij de beslissing van 22 mei 2024 afgewezen. Zij heeft toegelicht dat in artikel 3.3, eerste lid, van de Onderwijs- en Examenregeling Bachelor HBO Rechten 2023-2024 (hierna: de OER) is bepaald dat in elk studiejaar minimaal twee gelegenheden worden geboden om een onderwijseenheid af te ronden. Gelet op Richtlijn 12a. Extra (derde) tentamenkans bij persoonlijke omstandigheden (hierna: Richtlijn 12a) bestaat volgens de examencommissie geen grond om in het geval van [appellant] een extra kans toe te kennen.
3.       [appellant] heeft hiertegen administratief beroep ingesteld bij het CBE. Hij heeft onder meer aangevoerd dat de examencommissie op grond van het evenredigheidsbeginsel had moeten afwijken van Richtlijn 12a. [appellant] is plotseling zijn baan verloren, waardoor hij in een zware financiële situatie terechtkwam, die veel stress veroorzaakte. Hij heeft ter onderbouwing daarvan een e-mail van 1 december 2023 overgelegd, waarin staat dat zijn arbeidscontract niet zal worden verlengd. Verder heeft hij een factuur van 7 juni 2024 overgelegd voor een autoverzekering, waaruit volgt dat hij op dat moment € 2.652,08 moest betalen. [appellant] heeft aangevoerd dat hij alle vakken van de propedeuse met een voldoende heeft afgerond, op één na, vanwege een formaliteit, die hij over het hoofd gezien als gevolg van bovengenoemde stress. [appellant] wil zich inschrijven voor de opleiding Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Amsterdam. Hij heeft aangevoerd dat hij de propedeuse van de opleiding HBO-Rechten binnen één jaar moet hebben behaald om hiervoor toegelaten te worden. Als dat niet lukt, moet hij een staatsexamen Nederlands afleggen, wat kosten met zich brengt. De gevolgen van de afwijzing zijn daarmee onevenredig volgens [appellant].
Beslissing CBE
4.       Het CBE heeft bij de beslissing van 3 oktober 2024 het administratieve beroep ongegrond verklaard.
4.1.    Het CBE heeft toegelicht dat de examencommissie op grond van artikel 3.3, vierde lid, van de Onderwijs- en Examenregeling Bachelor HBO Rechten 2023-2024 (hierna: de OER) kan besluiten een student een extra toetsgelegenheid te bieden. Daarbij hanteert de examencommissie de volgende cumulatieve voorwaarden, die in Richtlijn 12a, onder 5, zijn opgenomen. "
- Je hebt een aantoonbaar belang bij toekenning van de extra (derde) kans;
- Je hebt een van de kansen voor de toets gemist door persoonlijke omstandigheden;
- Als je de eerste kans hebt gemist, heb je voor het indienen van dit verzoek reeds deelgenomen aan de reguliere herkansing en die niet met een voldoende afgerond;
- De persoonlijke omstandigheden worden ondersteund door de studentendecaan."
4.2.    Volgens het CBE zijn deze criteria duidelijk en niet onredelijk. Het belang van [appellant] bij een extra kans om de overstap naar de universiteit mogelijk te maken wordt door de examencommissie niet erkend als een aantoonbaar belang in de zin van de eerste van de hierboven geciteerde voorwaarden opgenomen in Richtlijn 12a. Bovendien zijn de persoonlijke omstandigheden waarop [appellant] zich heeft beroepen niet vast komen te staan. Hij heeft zich niet gemeld bij de studentendecaan, terwijl ondersteuning van de studentendecaan vereist is om vast te stellen dat het behalen dan wel benutten van een toetskans inderdaad het gevolg is van die persoonlijke omstandigheden. Omdat [appellant] zich niet heeft gemeld bij de studentendecaan, heeft de examencommissie het verzoek van [appellant] om een extra kans mogen afwijzen, aldus het CBE.
Beroep
5.       [appellant] herhaalt in beroep de gronden die hij in administratief beroep heeft aangevoerd. Hij voert daarbij aan dat het CBE deze onvoldoende heeft onderkend en dat zijn beslissing daarmee in strijd is met het motiveringsbeginsel. [appellant] betoogt verder dat het CBE niet heeft onderkend dat de examencommissie zijn verzoek had kunnen toewijzen met toepassing van Richtlijn 12b. Extra of vervroegde kans voor een tentamen in de afstudeerfase (hierna: Richtlijn 12b). Hij voldoet aan de voorwaarden die hierin worden gesteld voor een extra kans, met uitzondering van het criterium dat de aanvrager op het punt moet staan om een eindassessment in te plannen. Omdat de examencommissie geen gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid, is de afwijzing van het verzoek volgens [appellant] in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Beoordeling beroep
6.       In Richtlijn 12b is opgenomen dat deze geldt voor studenten die zich in de afstudeerfase bevinden. Niet in geschil is dat [appellant] zich ten tijde van zijn verzoek en de daarop volgende besluitvorming niet in die fase bevond. Naar het oordeel van de Afdeling had het verzoek van [appellant] daarom niet getoetst hoeven worden aan Richtlijn 12b. In zoverre slaagt het betoog van [appellant] niet.
7.       Het betoog van [appellant] slaagt in zoverre wel, dat uit de beslissing van het CBE ten onrechte niet blijkt dat het heeft beoordeeld of de examencommissie op grond van het evenredigheidsbeginsel had moeten afwijken van Richtlijn 12a.
7.1.    Omdat [appellant] in administratief beroep heeft gewezen op persoonlijke omstandigheden en heeft aangevoerd dat deze op grond van het evenredigheidsbeginsel hadden moeten leiden tot afwijking van Richtlijn 12a, heeft het CBE niet mogen volstaan met het toetsen van (de situatie van [appellant] aan) die richtlijn. Daarmee berust de beslissing van het CBE van 3 oktober 2024 niet op een deugdelijke motivering.
7.2.    Het beroep is gegrond. De Afdeling zal de beslissing van het CBE wegens strijd met artikel 7:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vernietigen.
Definitieve geschilbeslechting
8.       Met het oog op een definitieve beslechting van het geschil, zal de Afdeling bezien of zij met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van de beslissing van het CBE in stand kan laten.
Nadere toelichting CBE
9.       Het CBE heeft in beroep zijn standpunt dat de examencommissie het verzoek om een extra toetskans mocht afwijzen gehandhaafd en heeft dit in zijn verweerschrift en op de zitting bij de Afdeling nader toegelicht.
9.1.    Het CBE heeft aangevoerd dat belang wordt gehecht aan het uitgangspunt dat er twee toetsgelegenheden zijn per onderwijseenheid per studiejaar, zodat aan studenten gelijke kansen worden geboden. Omdat persoonlijke omstandigheden kunnen rechtvaardigen dat een extra toetskans wordt geboden, kan van deze hoofdregel worden afgeweken. Volgens het CBE zorgt het hanteren van regels voor het toewijzen van extra toetskansen ervoor dat het faciliteren daarvan behapbaar blijft in verband met de beschikbare gelden en de inzet van personeel. Dit geldt in het bijzonder voor de opleiding HBO-Rechten, omdat relatief veel studenten van deze opleiding na het behalen van de propedeuse wensen over te stappen naar de universiteit.
9.2.    Het CBE heeft verder aangevoerd dat het mogelijk is om van Richtlijn 12a af te wijken, maar dat daarvoor in dit geval geen aanleiding bestaat. Het CBE heeft toegelicht dat de tegengeworpen voorwaarde dat de aangevoerde omstandigheden worden ondersteund door de studentendecaan niet slechts een formaliteit is. Als de studentendecaan wordt betrokken ten tijde van de aangevoerde persoonlijke omstandigheden, kan de studentendecaan inschatten in hoeverre deze omstandigheden van invloed zijn op de studeerprestaties en welke maatregelen kunnen worden getroffen ten behoeve van de studievoortgang. Het is lastiger om dit achteraf te beoordelen, zonder dat destijds een studentendecaan is ingeschakeld. Dat geldt in het bijzonder voor het geval dat stress als reden voor het niet behalen van vakken wordt aangewezen, omdat dit een omstandigheid is die moeilijk objectiveerbaar is. Desondanks is het mogelijk om ook zonder advies van de studentendecaan een extra toetskans te bieden vanwege dergelijke omstandigheden. Dan moeten die omstandigheden anderszins komen vast te staan. Daarvan is volgens het CBE in het geval van [appellant] geen sprake.
9.3.    Het CBE heeft verder aangevoerd dat de eis van een maximum aantal woorden bij de opdracht voor Kopen: Adviseren in de buurt ook niet slechts een formaliteit is. Daarmee wordt namelijk getoetst of een student in staat is om een bepaalde boodschap binnen een beperkt aantal woorden toereikend over te brengen.
Beoordeling evenredigheid
10.     Omdat [appellant] verzoekt om een uitzondering te maken op de regels, is het in beginsel aan hem om de daarbij gestelde persoonlijke omstandigheden aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de Afdeling zijn het overgelegde e-mailbericht van 1 december 2023 over het niet verlengen van zijn arbeidscontract en de factuur van 7 juni 2024 met betrekking tot een autoverzekering onvoldoende om aan te nemen dat [appellant] de eis van het maximum aantal woorden over het hoofd heeft gezien als gevolg van financiële problemen. Dat betekent dat de gestelde financiële problemen en de daaruit voortvloeiende stress van [appellant] niet worden meegewogen.
11.     Daarmee rest de vraag of de omstandigheden dat [appellant] de onderwijseenheid Kopen: Adviseren in de buurt bij de tweede kans niet heeft gehaald vanwege overschrijding van het maximum aantal toegestane woorden en dat hij daardoor in beginsel niet rechtstreeks kan doorstromen naar een door hem gewenste opleiding, maken dat hij op grond van het evenredigheidsbeginsel een extra kans voor die onderwijseenheid moet krijgen. Naar het oordeel van de Afdeling is dat niet het geval. Daarbij neemt zij in aanmerking dat het CBE voldoende heeft gemotiveerd dat de eis dat het ingeleverde werk voor Kopen: Adviseren in de buurt niet meer dan een bepaald aantal woorden mag bevatten, niet slechts een formaliteit is en dat [appellant] desgevraagd te kennen heeft gegeven dat hij het maximum van 1000 woorden met ongeveer 230 woorden heeft overschreden. Verder neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant] desgevraagd te kennen heeft gegeven dat de kosten voor een staatsexamen Nederlands ongeveer € 150,00 bedragen. De afwijzing van het verzoek om een extra toetskans brengt weliswaar extra kosten en studievertraging voor [appellant] met zich, maar deze gevolgen zijn niet onevenredig in verhouding tot de door het CBE aangevoerde belangen die worden gediend met het toepassen van Richtlijn 12a, zoals hierboven weergegeven onder 9.1 en 9.2.
12.     Het voorgaande brengt mee dat de afwijzing van het verzoek van [appellant] om een extra toetskans voor Kopen: Adviseren in de buurt niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De Afdeling zal daarom de rechtsgevolgen van de beslissing van het CBE van 3 oktober 2024 in stand laten.
Proceskosten
13.     Het CBE moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt de beslissing van het college van beroep voor de examens van de Hogeschool van Amsterdam van 3 oktober 2024;
III.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van die beslissing in stand blijven;
IV.      veroordeelt het college van beroep voor de examens van de Hogeschool van Amsterdam tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V.       gelast dat het college van beroep voor de examens van de Hogeschool van Amsterdam aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 51,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.K. van de Riet, griffier.
w.g. Wissels
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Riet
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2025
994