ECLI:NL:RVS:2025:332

Raad van State

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
202305539/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor uitbreiding en splitsing van woning in Huissen

Op 12 mei 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard bekendgemaakt dat op 28 april 2021 van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend voor het uitbreiden van de bestaande woning op het perceel aan de [locatie] te Huissen en het splitsen ervan in twee grondgebonden woningen, alsmede voor het verplaatsen van een uitrit. [partij] is eigenaar van het perceel en heeft op 21 december 2020 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend. De vergunning werd verleend onder toepassing van de afwijkingsbevoegdheid van de Wabo. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] ongegrond en handhaafde de vergunning. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van [appellant] gegrond en vernietigde het besluit van het college, waarna [appellant] hoger beroep instelde. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op zitting behandeld op 4 december 2024. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Het beroep van rechtswege tegen het besluit van 31 oktober 2023 is eveneens ongegrond verklaard.

Uitspraak

202305539/1/R1.
Datum uitspraak: 29 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te Huissen, gemeente Lingewaard,
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 juli 2023 in zaak nr. 22/1140 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard.
Procesverloop
Op 12 mei 2021 heeft het college bekend gemaakt dat op 28 april 2021 van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend voor het uitbreiden van de bestaande woning op het perceel aan de [locatie] te Huissen (‘perceel’) en het splitsen ervan in twee grondgebonden woningen, alsmede voor het verplaatsen van een uitrit.
Bij besluit van 18 januari 2022 heeft het college het door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 28 april 2021 in stand gelaten met een aanvulling van de motivering ervan.
Bij uitspraak van 18 juli 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit op de bezwaren van [appellant] te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 31 oktober 2023 heeft het college een nieuwe beslissing op de bezwaren van [appellant] genomen.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 4 december 2024, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. S.J.H.G.M. Schils, advocaat te Urmond, het college, vertegenwoordigd, door mr. M.M.A.E. Vermeulen, en [partij] zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het hoger beroep blijft het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
Inleiding
2.       [partij] is eigenaar van het perceel. Hij wenst de aldaar aanwezige woning uit te breiden, de aldus uitgebreide woning te splitsen in twee woningen, en een aanwezige uitrit te verplaatsen. Daartoe heeft [partij] op 21 december 2020 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend. Een verlening van de gevraagde omgevingsvergunning werd mogelijk geacht onder toepassing van de afwijkingsbevoegdheid, als opgenomen in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van de Wabo, in samenhang bezien met artikel 4, aanhef en onderdelen 1 en 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor). Op de voorbereiding van een op basis van die wettelijke bepalingen te verlenen omgevingsvergunning is de reguliere openbare voorbereidingsprocedure van toepassing. Binnen de daartoe in artikel 3.9, eerste lid, van de Wabo opgenomen beslistermijnen heeft het college niet op die aanvraag beslist. In verband daarmee is de gevraagde omgevingsvergunning op grond van artikel 4:20b, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) volgens de rechtbank op 28 april 2021 van rechtswege verleend.
Het hoger beroep
Vergunning van rechtswege?
3.       [appellant] betoogt in hoger beroep dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de omgevingsvergunning niet van rechtswege is gegeven, omdat de onderdelen 1 en 9 van artikel 4 van Bijlage II van het Bor in het onderhavige geval niet gecombineerd kunnen worden toegepast.
3.1.    Ter motivering van dit betoog voert [appellant] nagenoeg hetzelfde aan als hetgeen zij in de beroepsprocedure bij de rechtbank heeft aangevoerd. Op dat betoog is de rechtbank in de bestreden uitspraak ingegaan en heeft gemotiveerd geoordeeld waarom die beroepsgrond niet slaagt.
3.2.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding te oordelen dat het betreffende oordeel van de rechtbank onjuist is.
3.3.    Het betoog slaagt niet.
Nieuwe beroepsgrond
4.       [appellant] betoogt voorts dat het college had moeten afwegen of de afwijking van het geldende bestemmingsplan wel in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. In dat verband had het college naar de mening van [appellant] rekening moeten houden met in het bijzonder de beleidsnota particulier woonbeleid, waarin staat aangegeven dat toe te voegen woningen aan de openbare ruimte moeten liggen.
4.1.    [appellant] heeft dit niet eerder aangevoerd. In het omgevingsrecht kunnen beroepsgronden niet voor het eerst in hoger beroep worden aangevoerd. Een uitzondering wordt gemaakt als uitgesloten is dat andere belanghebbenden daardoor worden benadeeld. Die uitzondering doet zich bij deze beroepsgrond niet voor. De Afdeling zal deze beroepsgrond daarom niet inhoudelijk bespreken.
4.2.             Het betoog slaagt niet.
Het beroep van rechtswege tegen het besluit van 31 oktober 2023
5.       Bij het besluit van 31 oktober 2023 zijn de bezwaren tegen het besluit van 28 april 2021 ongegrond verklaard, met een aanvulling van de motivering van dat besluit en onder het daarbij toevoegen van de tekening ‘Parkeren-Karelstraat 6-6’. Uit die tekening blijkt dat op het perceel - in plaats van drie - vier parkeerplaatsen aanwezig zijn.
5.1.    [appellant] heeft tegen dit besluit geen beroepsgronden ingediend.
5.2.    Het van rechtswege ingestelde beroep van [appellant] tegen dit besluit is daarom ongegrond.
Conclusie
6.       Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Het beroep van rechtswege van [appellant] tegen het besluit van 31 oktober 2023 is ongegrond.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard van 31 oktober 2023, kenmerk ZS-823412, ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van J.M Rijsdijk, griffier.
w.g. Hoekstra
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025