ECLI:NL:RVS:2025:3378

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
202501545/4/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking gedoogverklaring en vergunning alcoholvrij bedrijf van een coffeeshop in Apeldoorn

In deze zaak heeft de burgemeester van Apeldoorn op 25 juni 2024 de gedoogverklaring voor de verkoop van softdrugs en de vergunning voor het verstrekken van alcoholvrije dranken van [verzoeker sub 2], exploitant van [coffeeshop], ingetrokken. [verzoeker sub 2] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland heeft op 7 februari 2025 het beroep van [verzoeker sub 2] gegrond verklaard en het besluit van de burgemeester vernietigd, wat leidde tot hoger beroep van de burgemeester en incidenteel hoger beroep van [verzoeker sub 2]. In afwachting van de uitkomst van deze hoger beroepen heeft [verzoeker sub 2] de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de coffeeshop weer open kan. De voorzieningenrechter heeft op 10 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij beide partijen aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de intrekking van de vergunning is gebaseerd op meerdere overtredingen van de gedoogvoorwaarden en een Bibob-advies dat wijst op een ernstig vermoeden van misstanden. Ondanks de financiële gevolgen voor [verzoeker sub 2] heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het belang van de burgemeester bij het handhaven van de sluiting zwaarder weegt. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, en de burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, op 24 juli 2025.

Uitspraak

202501545/4/A3.
Datum uitspraak: 24 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende de hoger beroepen van:
1.       de burgemeester van Apeldoorn,
2.       [verzoeker sub 2], handelend onder de naam [coffeeshop], wonend in Apeldoorn, verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (hierna: de rechtbank) van 7 februari 2025 in zaak nr. 24/9042 in het geding tussen:
[verzoeker sub 2]
en
de burgemeester.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2024 heeft de burgemeester de aan [verzoeker sub 2] verleende gedoogverklaring voor de verkoop van softdrugs in [coffeeshop] en de vergunning voor het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholvrije dranken in een openbare inrichting, ingetrokken.
Bij besluit van 2 december 2024 heeft de burgemeester het door [verzoeker sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 februari 2025 heeft de rechtbank het door [verzoeker sub 2] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 2 december 2024 vernietigd en bepaald dat de burgemeester een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt.
Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld.
[verzoeker sub 2] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 19 mei 2025 heeft de burgemeester, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw op het bezwaar beslist. Het besluit van 25 juni 2024 is gewijzigd in die zin, dat de verleende vergunning alcoholvrij bedrijf is ingetrokken dan wel opgeschort voor de duur van 24 maanden vanaf 25 juni 2024.
[verzoeker sub 2] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[verzoeker sub 2] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juli 2025, waar [verzoeker sub 2], bijgestaan door mr. W.J.L.H. Oomen, rechtsbijstandverlener in Elst (Gelderland), vergezeld door [personen], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. F.A. Pommer, advocaat in Nijmegen, vergezeld door mr. M.B. Jansen, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       [verzoeker sub 2] exploiteert [coffeeshop] in Apeldoorn. Hiervoor beschikte hij over een gedoogverklaring en een vergunning alcoholvrij bedrijf. De burgemeester heeft besloten de gedoogverklaring en vergunning in te trekken. Tevens heeft de burgemeester de door [verzoeker sub 2] gevraagde wijzigingen van de gedoogverklaring en de vergunning alcoholvrij bedrijf in verband met een wijziging in de leidinggevenden van de coffeeshop afgewezen en de aanvraag om een nieuwe gedoogverklaring afgewezen.
Bij besluit van 19 mei 2025 is de intrekking van de vergunning alcoholvrij bedrijf gewijzigd in een tijdelijke intrekking dan wel opschorting voor de duur van 24 maanden, vanaf 25 juni 2024. Wijzigingen van de gedoogverklaring en vergunning alcoholvrij bedrijf zijn afgewezen. De burgemeester heeft geweigerd om een nieuwe gedoogverklaring te verlenen.
De geldigheidsduur van de eerdere gedoogverklaring is verlopen op 30 juni 2024, sindsdien is de coffeeshop gesloten. Volgens het besluit van 19 mei 2025 kan [verzoeker sub 2] in beginsel een (nieuwe) gedoogverklaring krijgen zodra de schorsing van de vergunning alcoholvrij bedrijf is uitgewerkt, mits hij voldoet aan de eisen op grond van het Coffeeshopbeleid. Dit houdt volgens de schriftelijke uiteenzetting in dat [verzoeker sub 2] na de intrekkingsperiode zal worden behandeld als zittende coffeeshophouder.
3.       [verzoeker sub 2] heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht om een voorlopige voorziening te treffen waardoor de coffeeshop weer open kan totdat in hoger beroep over de gedoogverklaring en vergunning alcoholvrij bedrijf is beslist.
4.       [verzoeker sub 2] heeft gelet op het voortduren van de sluiting van [coffeeshop] spoedeisend belang.
5.       De rechtsvragen die in deze zaak voorliggen lenen zich niet voor beantwoording in de voorlopige voorzieningenprocedure. Daarom zal de voorzieningenrechter de vraag of vooruitlopend op de beoordeling van het hoger beroep een voorlopige voorziening moet worden getroffen, beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.
6.       De gedoogverklaring en de vergunning alcoholvrij bedrijf zijn ingetrokken vanwege meerdere overtredingen van de aan de gedoogverklaring gekoppelde voorschriften. Gelet op een Bibob-advies van 3 april 2024 bestaat een ernstig vermoeden van het handelen in strijd met het gedoogbeleid en ernstig gevaar dat de vergunning alcoholvrij bedrijf mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen. Het belang van de burgemeester is dan ook gelegen in de bescherming van de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid, en het beheersen van de effecten van de handel in en het gebruik van softdrugs op het openbare leven.
7.       [verzoeker sub 2] heeft erop gewezen dat de sluiting van de coffeeshop grote financiële gevolgen heeft. [verzoeker sub 2] is financieel afhankelijk van de exploitatie van de coffeeshop. Hij heeft door de sluiting geen inkomsten en heeft leningen moeten afsluiten. Verder lopen de kosten gedurende de periode van sluiting door.
8.       De voorzieningenrechter begrijpt het belang van [verzoeker sub 2] bij het treffen van de gevraagde voorziening. Niettemin is de voorzieningenrechter van mening dat in dit geval het belang van de burgemeester bij het voortduren van de sluiting zwaarder weegt. De voorzieningenrechter betrekt hierbij:
(i) dat het gelet op de door [verzoeker sub 2] tegen de uitspraak van de rechtbank aangevoerde gronden en in het licht van de rechtspraak van de Afdeling, voorshands niet aannemelijk is dat de Afdeling anders zal oordelen dan de rechtbank ten aanzien van de bevoegdheid om tot intrekking over te gaan;
(ii) dat het gelet op de financiële situatie die tijdens de zitting is besproken en de overgelegde stukken niet aannemelijk is dat [verzoeker sub 2] in ernstige financiële problemen komt.
9.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
10.     De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. van Deventer-Lustberg, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Van Deventer-Lustberg
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2025
1105