202304876/1/A2.
Datum uitspraak: 23 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd in Capelle aan den IJssel,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 juni 2023 in zaak nr. 22/5713 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juni 2022 heeft het college de aanvraag van [appellante] om nadeelcompensatie afgewezen.
Bij besluit van 19 oktober 2022 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 30 juni 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 21 mei 2025, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. J. Roose, en het college, vertegenwoordigd door E. Demirel en D. van den Heuvel, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellante] exploiteert een benzinestation aan de [locatie] in Capelle aan den IJssel. Vanwege de aanleg van twee rotondes op de Burgemeester van Dijklaan is een gedeelte van deze weg afgesloten geweest van september 2021 tot en met juni 2022. Dit heeft er volgens [appellante] toe geleid dat zij in deze periode veel minder klanten heeft gehad waardoor zij schade heeft geleden. De aanvraag van 3 februari 2022 is door het college aangemerkt als een verzoek om nadeelcompensatie voor de maanden september tot en met december 2021.
Besluitvorming
2. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat de door [appellante] gestelde schade behoort tot het normaal maatschappelijk risico. Door de gemeente zijn er omleidingsroutes ingesteld en andere flankerende maatregelen getroffen om het bedrijf van [appellante] bereikbaar te houden, waaronder ook een tijdelijke weg vanaf de hoofdweg naar het benzinestation. Omdat de gemeente er alles aan heeft gedaan om de overlast tot het minimum te beperken, behoort de schade tot het normaal maatschappelijk risico.
Het college heeft het door [appellante] hiertegen ingestelde bezwaar, voor zover hier relevant, niet-ontvankelijk verklaard omdat aan het verzoek geen schadeveroorzakend besluit ten grondslag ligt. Voor de afsluiting van de weg is geen verkeersbesluit genomen. De reconstructiewerkzaamheden zijn daarom aan te merken als feitelijke handelingen. Omdat de processuele connexiteit met een appellabel schadeveroorzakend besluit ontbreekt, bestaat niet de mogelijkheid om tegen de afwijzing van het verzoek bij het college bezwaar te maken.
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en hiertoe het volgende overwogen. Volgens vaste rechtspraak staat uitsluitend bezwaar tegen een (zuiver) schadebesluit open, indien de schadeoorzaak zelf een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit is geweest. Dit wordt ook wel processuele connexiteit genoemd. Als er geen sprake is van processuele connexiteit, dan kan men zich uitsluitend wenden tot de civiele rechter.
Het college heeft op 30 augustus 2021 een verkeersbesluit genomen, dat onder andere inhoudt het vervangen van het bestaande kruispunt door een rotonde, het regelen van voorrangen, realiseren van een voetgangersoversteekplaats en het verbieden van het gebruik van de Burgemeester van Dijklaan voor fietsers en brommers. [appellante] stelt dat zij omzetverlies heeft geleden door de wegafsluiting voor de werkzaamheden als gevolg van het verkeersbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank is het verkeersbesluit van 30 augustus 2021 niet de vermeende schadeoorzaak. Voor de afsluiting van de weg is geen verkeersbesluit genomen. Het betoog van [appellante] dat dit verkeersbesluit wel genomen had moeten worden, en dat zij daarom ontvankelijk is in haar bezwaar, slaagt volgens de rechtbank niet. Als er al een verkeersbesluit genomen had moeten worden, dan had [appellante] hiervoor een verzoek om handhaving kunnen doen bij het college om de situatie (mogelijk) te legaliseren. Vanwege het ontbreken van processuele connexiteit, heeft het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Beoordeling van het hoger beroep
4. De Afdeling begrijpt het hoger beroep van [appellante] zo dat zij betoogt dat het handelen van de gemeente aangemerkt moet worden als het - impliciet - nemen van een verkeersbesluit. In dit kader wijst zij op de geplaatste verkeersborden waarmee de Burgemeester van Dijklaan voor meerdere maanden afgesloten is geweest en de correspondentie naar de omwonenden. Dit betekent volgens haar dat er sprake is van processuele connexiteit en dat het college ten onrechte haar bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
5. De Afdeling stelt vast dat een groot gedeelte van de Burgemeester van Dijklaan gedurende een periode van tien maanden vrijwel onafgebroken afgesloten is geweest voor verkeer. Anders dan [appellante] betoogt, kan enkel het feitelijk handelen van het college door het plaatsen van borden en het informeren van buurtbewoners over de afsluiting, niet worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor een besluit is onder andere vereist dat het gaat om een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan. Hiervan is niet gebleken.
Op de zitting bij de Afdeling heeft het college erkend dat het geen verkeersbesluit heeft genomen en dat het dit, in ieder geval voor de tweede rotonde, wel had moeten doen, omdat deze werkzaamheden langer hebben geduurd dan vier maanden. Dit volgt ook uit artikel 15 van de Wegenverkeerswet 1994, gelezen in samenhang met artikel 12, aanhef en onder a, en artikel 37, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer.
6. Omdat het college nog geen verkeersbesluit heeft genomen, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat niet is voldaan aan het vereiste van processuele connexiteit. Vergelijk ook de uitspraak van de Afdeling van 23 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2241). Dat het college dit wel had moeten doen, maakt dit niet anders. Dit betekent dat het college het bezwaar van [appellante] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hoger beroep van [appellante] is daarom ongegrond. Hoe nu verder?
7. Met deze uitspraak is er een einde gekomen aan de behandeling van het verzoek om nadeelcompensatie van [appellante] van 3 februari 2022. De Afdeling geeft partijen mee dat het, gelet op wat op de zitting is besproken, in de rede ligt dat het college alsnog een verkeersbesluit neemt voor de afsluiting van de Burgemeester van Dijklaan voor de periode september 2021 tot en met juni 2022 en een eventueel vervolgens door [appellante] ingediend verzoek om nadeelcompensatie inhoudelijk in behandeling neemt.
Slotsom
8. Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
9. Het college hoeft geen proceskosten te betalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. G.T.J.M. Jurgens, en mr. J.F. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Rietveld, griffier.
w.g. Van Altena
voorzitter
w.g. Rietveld
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025
1064