202401571/1/A3.
Datum uitspraak: 23 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Rotterdam,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 28 februari 2024 in zaak nr. 23/4216 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2023 heeft het college de aanvraag van [appellant] om een nieuw paspoort afgewezen.
Bij besluit van 9 juni 2023 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 februari 2024 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Partijen hebben te kennen gegeven geen gebruik te willen maken van het recht om ter zitting te worden gehoord.
Overwegingen
1. [appellant] heeft bij het college aan aanvraag ingediend voor een nieuw paspoort. Het college heeft de aanvraag afgewezen en de afwijzing in bezwaar gehandhaafd. Het heeft daaraan ten grondslag gelegd dat [appellant] is opgenomen in het Register Paspoortsignaleringen op grond van artikel 24, aanhef en onder b, van de Paspoortwet, omdat hij drie keer binnen vijf jaar een Nederlands reisdocument als vermist heeft opgegeven zonder daarbij een plausibele reden op te geven.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het college zich terecht op dat standpunt heeft gesteld. De enkele stelling van [appellant] dat hij een chaotisch persoon is, is onvoldoende om een plausibele reden aan te nemen. Het college heeft dan ook terecht de aanvraag voor een paspoort afgewezen, omdat sprake was van een gegrond vermoeden dat [appellant] handelingen heeft verricht die het vertrouwen in reisdocumenten hebben geschaad als bedoeld in artikel 24, aanhef en onder b, van de Paspoortwet, aldus de rechtbank.
2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake was van een gegrond vermoeden dat hij handelingen heeft verricht die het vertrouwen in reisdocumenten hebben geschaad. Hij voert hiertoe aan dat hij nu eenmaal een chaotisch persoon is die documenten kwijt kan raken.
3. De gronden die [appellant] in hoger beroep komen overeen met wat hij in beroep heeft aangevoerd. Op die gronden is de rechtbank in de aangevallen uitspraak gemotiveerd ingegaan. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd.
Het betoog slaagt niet.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Soffner
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025
818